De Vlaamsche School. Jaargang 14

[p. 45]

De familie Massijs ten jare 1580.

Als een gevolg aan onze levensschets van den beroemden kunstschilder Quinten Massijs, in het 1^e, 2^e en 3^e deel der Vlaamsche School verschenen, deelden wij ten jare 1863, in hetzelfde tijdschrift (deel 9, blz. 126) eenige der oorkonden mede, welke wij, bij onze intrede in de stedelijke archieven van Antwerpen, hadden ontdekt. Andere stukken moesten volgen en zullen binnen weinig tijds in het licht gegeven worden.

Thans doen wij eene acte in druk verschijnen die met Quinten's afstammelingen in betrekking staat, en welke wij in de Certificatieboeken van het jaar 1580 hebben gevonden. Deze oorkonde is des te belangrijker daar zij bewijst dat een van Quinten's kinderen Italië ging bewonen en aldaar overleed.

Zou men in dit feit de oorzaak niet mogen zoeken van het bestaan in het museum van Florencië, der beeltenissen van Quinten Massijs en van zijne echtgenoote?

Extract uit de Certificatieboeken der stad Antwerpen van het jaar 1580, folio 18.

Huybrecht Massys, Quintenssone wylen, Peeternelle Massys, zyn sustere, weduwe wylen Michiels Mostaert, Catlyne Massys oick syn sustere, weduwe wylen Martin de Gaillardo, etiam cum tutore, alle voer hen selven, ende voorts de voors. Huybrecht Massys ende Matheeus de Feytere, inden name ende als momboren metten rechte gelevert vanden kinderen Jans de Feytere, daer moeder aff was Sara Massys, quos susceperunt de consensu vanden Weesmeesteren deser stadt, quos susceperunt; Quinten ende Cornelis Massys, gebruederen, Quintenssonen wylen, des voers. Huybrechts bruedere was, - beyde oick voer hen selven ende voorts in den name ende als momboren metten rechte gelevert van de kinderen wylen Henricx van den Perre, daer moeder aff was Catlyne Massys, heurlieder sustere was, quos susceperunt de consensu van den voers. Weesmeesteren; Catlyne Massys Jansdochtere wylen, oudt XL jaren ende Lysbeth Massys, heur sustere, oudt XXXVIII jaren, soe sy beyde vercleerden, elck heurer cum tutore, beyde voer hen selven ende voorts in den name van Quinten ende Franchois Massys heuren brueder, buyten slants wesende, quos susceperunt hen daervoere sterck makende, constituerunt Adriane vander Beke, woonende tot Milanen, omme, van heuren twegen ende inden name van hen constituanten, taenveerdene, te gecrigene ende te apprehenderene alle ende iegelycke de goeden ende versterffenissen ruerende ende onruerende quecumque als cen constituanten eenichsins aencomen, bleven ende verstorven mogen wesen, mids der doot ende afflivicheyt van wilen Susanna Massys, heurlieder sustere, die tot Milanen gestorven ende afflivich geworden is, lotinghe ende cavelinghe met heuren medeerfgenamen te makene ende aen te gane, ghevende voorts den voers. Adriane vander Beke, mids desen, volcomen macht, auctoriteyt ende sunderlinghe bevel mids desen, sonder eenich wederroepen omme de voors. goeden ende versterffnissen in al oft in deele aen alsulcken persoon oft persoonen ende voer alsulcken prys als hem goeduncken sal, te vercoopene, te cederene ende te transporterene, warantschap te doen ende te gelovene, heure goeden daervoere te verbindene, de penningen daer aff comende tontfangene et quitandum et si opus fuerit litiscontestandum cum ceteris clausulis ad lites in amplissima forma, componendum et transigendum, cum potestate substituendi, ende voorts; gelovende, sub obligatione. Comparuerunt insgelyckx Hans Wymans, oudt LVII jaren, ende Wolff Wissinger, omtrent L jaren, beyde goutsmeden, opidani, juraverunt warachtig te zyne, dat sy deponenten, over langen tyt, wel gekent hebben de voers. Susanna Massys, ende dat sy alsoo wel weten ende warachtich is, dat de voers. Susanna was de sustere ende moeye respective van de voors. constituanten, redene allegerende van heurlieder wetentheyt, want sy ten huyse van heuren ouderen dyckwils verkeert hebben, ende besunder die voors. Wolff, want hy geweest is opde bruyloft van de voors. Susannen, doen zy troude eenen genaempt Hans Bartolmeeus. Sonder argelist.
XXI^a julij 1580.
P. Génard.

Levendige voorstellingskracht is eene groote gave, mits de opvoeding haar bestuurt; is het zoo niet, zoo staat zij gelijk aan eenen vruchtbaren bodem, geschikt om alle zaad te ontvangen.