De Vlaamsche School. Jaargang 14
(1868)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– AuteursrechtvrijSchetsen van Nederlandsche Toonkunstenaars, meest allen tot hiertoe weinig of niet gekend.SCHUURMANS (Anna-Maria), geboren te Keulen, van Hollandsche ouders, op 5 November 1607, en den 4n Mei 1678 te Wievert in Friesland overleden. Deze geleerde vrouw beoefende met vlijt de muziek, de graveer- en de dichtkunst. Ziehier wat Bullart (die haar portret mededeelt) in zijne Académie des sciences et des arts over deze kunstenares zegt: ‘Ce que cette fille ingénieuse a fait de sa main dans les arts n'est pas moins estimable. Nese contentant pas des sciences qu'elle possédait, et de parler les langues de l'Europe et de l'Asie, elle apprit encore à jouer du luth, pour se divertir quelquefois par le doux charme de la musique, qu'elle entendait aussi parfaitement.’ SCHWINDELN (Fr.), te Amsterdam in 1738 geboren, en in 1786 te Carlsruhe overleden. Wij hebben van dezen meester aangetroffen: Simhponie périodique à deux violons, taille, etc., basse, flûtes et haut-bois et cornes de chasse. No II, Amsterdam, chez J. Hummel. Prix, fl. 1.10. Deze kunstenaar woonde rond 1770 te 's-Gravenhage, waar hij vele goede leerlingen vormde. Toen Burneij, in 1772-1773, in den Haag was, had Schwindeln reeds deze stad verlaten. SERRURIER (jonkvrouw Johanna-Jacoba), klavierspeelster, te Amsterdam, in het begin dezer eeuw. In de nagelatene gedichten van Cornelis Loots (Amsterdam 1855), treffen wij de volgende verzen op deze kunstenares aan:
Aandoeningen onder het uitoefenen der toonkunst op het klavier, in de maatschappij Felix Meritis, door J.-J. Serrurier.
O neen! een teedre hand, met fijn gevoel bedeeld,
Biedt ons hier vruchten aan, in Neêrland zelf geteeld;
Geen vreemde kunstnaar doet, ons leidende over rozen,
Bij hem gekweekt, ons om onze eigen distlen blozen;
Neen! 'k juich met dubble vreugd, daar Serrurier den zwier,
Van harer vingrendans deed dartlen langs 't klavier!
O kunstgewijde telg. uit d'eêlsten stam gesproten,
Die Amstels raadzaal nog beschaduwt met zijn loten!
Heb dank voor 't kunstonthaal, dank voor deez'zaalgen stond,
Daar 'k me in een paradijs door u getooverd vond.
.....
Ach! volg uw edel spoor, streel meer ons door u gaven;
't Staat hooggeboren schoonst om Neêrlands roem te staven;
En, zoo 't vooroordeel ooit uw doel te lastren poog',
Dan zet ge u op uw kunst, en zweeft het uit het oog.
SMITS (Dirk), dichter en ijverig beoefenaar der toonkunst, geboren te Rotterdam, den 20n Juni 1702.Ga naar voetnoot1 Van zijne vroege jeugd af, kreeg hij smaak in de muzijk en in de dichtkunst, welke zucht voor deze beide edele kunsten hem tot zijnen dood toe bij bleef. Nog geen veertien jaren bereikt hebbende, maakte hij reeds vrij goede gedichtjes, en oefende zich met lust in de muzijk, die later een zijner geliefkoosde vakken was. Hij werd in 1752 te Hellevoetsluis, waar hij woonde, door eenen hond gebeten, en dit ongeval veroorzaakte zijn dood, op 25 April 1752. Iets muzikaals straalt in al zijne gedichtenGa naar voetnoot2 door, en meerdere toonkunstenaars zijn door hem bezongen, in zijne nagelatene gedichten. A. Hoogvliet schreef het volgende grafdicht op Smits (1753): De vindingrijke Smits, de Flakkus van zijn' tijt,
Die Fegors offerdienst, de dartelheit ten spijt,
Stelde op verheven snaren,
En, spelende, zoo kunstigh als vol vier,
Den lof der Rotte op zijne lier,
Den lauwerkrans won op zijn eigen hairen,
| |
[pagina 32]
| |
Die groote geest vloog door 't gestarnte, op 't hoog gebodt,
En liet, in weêrwil van de liefde en 't angstigh karmen,
Van drie paar telgen in hun moeders leiende armen,
Aan dit gesteente zijn bederflijk overschot.
SPEUY (Hendrik), in Nederland geboren, was organist der groote kerk te Dordrecht, rond 1600. Men heeft van hem uitgegeven: Psaumes de David mis en tableture sur l'instrument des orgues et de l'espinette, à 2 parties, composés par H. Speuy. Dordrecht, 1610, in folio. STASINOU (Isabella), zangeres, geboren te Brugge rond 1730, uit de volksklasse gesproten, en denkelijk leerlinge der declamatieschool van den schoolmeester Coucke, wiens leergang bezocht werd door een aantal jonge lieden der beide geslachten. Jufvrouw Stasinou bezat eene allerliefste stem, en zij onderscheidde zich bijzonder in kluchtspelen en kleine opera's. Jakob Neijts (te Brugge geboren in 1727 en te Boulogne-aan-zee overleden in 1794) richtte te Brugge, voor eigene rekening, eenen schouwburg op, waar toen reeds vele in het Vlaamsch vertaalde operas opgevoerd werden. De bijzonderste tooneelspeelster van zijnen troep was Isabella Stasinou; zij trad in den echt met J. Neijts. Na heel Vlaamsch België doorreisd te hebben, deed Neijts eene reis door Holland, waar zijn troep en zijne stukken veel opgang maakten. Zoo kwam hij te Amsterdam, waar hij zich geruimen tijd ophield en Stasinou veel bijval erlangde. Ongelukkiglijk namen de voorstellingen van het Vlaamsch tooneelgezelschap een einde op 11 Mei 1772, wanneer, gedurende de vertooning van de kwalijk bewaarde dochter en de Deserteur, van Monsignij, eensklaps een verschrikkelijke brand ontstond, die als volgt beschreven wordt in een dagblad van 1772: ‘Zeer veel Familien zijn hier in een diepen rouw en droefheijd gedompeld. Terwijl de Vlaemsche troup van Neijts vertoonde het opera der Kwalijk bewaerde Dogter, gevolgd door den Deserteur, geraekte een koord, afhangende van een scherm in brand door een lamp: en de brand zoo opklimmende, vlogen terstond de linne zolderschilderingen van 't Tooneel in onblusschelijken brand... Het verlies van juweelen, en de schaede is zoo min te bepaelen, als het groot verlies der verongelukte persoonen. Tot heden voormiddag word het getal der verongelukte in het schouwburg geteld op ontrent twee honderd dertig persoonen der beijde geslagten: waer onder veele van den eersten rang, die in de Bak naest het Tooneel, en in de eerste Logien zig bevonden. Onder de persoonen die in de brand bleven noemt men de stads ingenieur-bouwmeester Jan Roos, die vijftien persoon gered had.’ De Gazette des Pays-Bas (28 Mei 1772) vermeldt dat de bestuurder van het Hollandsch tooneel Brinkman en Steffens, figurant van het gezelschap Neijts, ook in den brand omkwamen. Wij weten niet wat er later van het tooneelgezelschap is geworden. Nog zij vermeld, dat J. Neijts' broeder Frans, een degelijk muzikant, veel muziek schreef voor de tooneelstukken welke zijn broeder opvoerde. De destijds vertoonde zangspelen, waarin jufvrouw Stasinou en anderen hun talent aan den dag legden, zijn: de Deserteur; De twee gierigaards (les deux avares); Het gemist agterdenken, of le jaloux corrigé; Don Quichotte; De Nymphen van Diana; Bartholde in de stad; Den waarsegger van het dorp, of le devin du village; de Bohémienne; Den doctor Sangrado; Het burgersbal; Den musyk-meester of le maître de musique; Den soldaat toveraar, of le soldat magicien; Den soldaat door dwang, of le milicien; Bajoco en Serpela; Antoontje en Antonia; Lucile; Julie; Zemire en Azor; de Olijmpiade; De sprekende schilderij of le tableau parlant; Rose en Colas. Al deze stukken, onder de beste operas van dien tijd gerangschikt, werden vertaald en voor het tooneel bewerkt door J. Neijts. Na den Teatrum musical der rederijkers van den Olijftak, die reeds in 1685 te Antwerpen Vlaamsche zangspelen opvoerden, komt dus, voor zooveel wij tot nu toe weten, aan J. Neijts de voorzeker niet geringe eer toe, het eerst zangspelen in het Vlaamsch, waren zij dan ook niet eigenaardig, te hebben opgevoerd. 's Mans nagedachtenis verdient er wel om bewaard te blijven. Het schijnt zelfs dat hij groote treurspelen opvoerde, zooals Zaire en Alcire, en dat de geestdrift voor zijne vertooningen te Brussel zoo groot was, dat het gansche hof dezelve bijwoonde. Het is te Brugge dat in 't jaar 1756 het eerste tooneelstuk van Neijts, Mimie in 't Hof, werd opgevoerd. Edw. Gregoir. |