De hand.
Onze arm is eigenlijk niets dan een hefboom, die om zijn steunpunt draait, maar de hand is door de natuur bestemd om de dienaar van den menschelijken wil en de tolk van menschelijke aandoeningen te zijn. De toornige sluit zijne handen, de priester breidt ze uit bij den zegen, Dezelfde hand, die heden bewondert, liefkoost en vleit, zal morgen wellicht beleedigen, slaan en vermoorden. Dezelfde handen, die heden worden saâmgevouwen in het gebed, worden wellicht morgen tegen elkander gewreven uit leedvermaak. Het kind steekt in de school den vinger op, als het eene vraag weet te beantwoorden, en klapt in de handen als de vacantie begint. Wie nadenkt brengt den vinger aan den neusvleugel, wie iets uitleggen wil steekt ze vooruit, en wiens verstand stilstaat, achter de ooren. De handdruk geldt overal voor een teeken van genegenheid, en de handkus voor eene beteekenis van onderdanigheid aan eenen vreemden wil. De handslag wordt voor eene verzekering van trouw gehouden, vooral bij huwelijksbeloften: men vraagt om de hand van een meisje. In alle dansen, waarin de liefde figuurlijk wordt voorgesteld, speelt het geven van de hand eene hoofdrol. In iemands handen vallen, beteekent aan iemand overgeleverd zijn; de hand aan den mond brengen is in het Oosten een teeken van vreugde.