Deze plannen worden zorgvuldiglijk bewaard in de archieven der koninklijke academie.
Die onderscheiding deed hem hetzelfde jaar de plaatsen van bouwmeester der stad Antwerpen en leeraar der academie bekomen.
Hier begon de besturende loopbaan van Bourla. Deze loopbaan, dikwijls onvruchtbaar, liet hem toe zijne bekwaamheid te doen uitschijnen.
Wij gaan hier zijne bijzonderste werken aanhalen.
Vooreerst bouwde hij de kerk en de pastorij in de Lei.
Er bestonden eertijds te Antwerpen een groot aantal openliggende vlieten, welke met elkaâr in verband stonden en in de Schelde uitvloeiden. Het was in deze vlieten dat de stortwaters en vuiligheden der woningen zich vereenigden.
Bourla dacht een plan uit, om deze oorzaak van ongezondheid der stad te doen verdwijnen, mits deze vlieten te overwelven en alzoo er van vergaarplaatsen te maken, welke met ieder eb geledigd en dikwijls zouden uitgespoeld worden. Dit gedacht werd goedgekeurd en de herschepping der openliggende vlieten in onderaardsche ruien werd ten uitvoer gebracht.
Ter zelfder tijd bracht hij groote verbeteringen in de omstreken der haven, met het bouwen van de steunmuren der kaaien langs heen de Schelde, in de vlieten en in de dokken.
Hij richtte de broeikassen en het traliewerk van den botaniekenhof op en menige gebouwen in het gasthuis.
Vier gemeentescholen werden volgens zijne plannen ten uitvoer gebracht, te weten: de St-Andriesschool, de school van het bureel van weldadigheid, de school der Kipdorpvest en de school in de Leguitstraat.
Toen de gemeenteraad, op 14 Mei 1827, besloot dat de koninklijke schouwburg zou herbouwd worden, werd Bourla met dit werk belast. Voor dit te beginnen, besloot hij de bijzonderste schouwburgen van Frankrijk te bestudeeren. Hij vereenigde al wat hij goed gevonden had, en maakte er een geheel van. Hij stelde zijn ontwerp voor, dat goedgekeurd en in 1829 ten uitvoer werd aangelegd.
Deze werken werden nogtans vertraagd door de staatsgebeurtenissen van 1830. Evenwel werd de schouwburg in 1834 geopend, en hij is bijzonder merkwaardig door zijne goede verdeeling: de zaal was uitmuntend voor klank en gezicht; inderdaad, van alle plaatsen zag men even goed, hoedanigheid welke alle zalen niet bezitten; de uitgangen, zoo belangrijk voor een schouwburg, waren bijzonder goed verstaan.
Om zulk een schoon werk te beloonen, deed de deputatie der provinciale staten een gouden eermetaal slagen, welk hem werd opgedragen. Op dit metaal stond ter eene zijde:
Offert par la députation des États de la Province
à
P. BOURLA,
architecte de la ville d'Anvers.
En ter andere zijde, met een afbeeldsel van den schouwburg:
Théâtre royal d'Anvers,
commencé en 1829,
achevé
en 1834.
Voor hij veranderd werd, was onze schouwburg als een der beste gerekend en hij deed eer aan het talent van Pieter Bourla.
Hij veranderde het oude Minderbroedersklooster in museum en in tentoonstellingszalen.
Hij bouwde de vischmarkt met de aanhoorige tolloods.
Hij richtte insgelijks op het magazijn voor krijgsgoederen, in de Belliardstraat, de kanonnierskazerne en de St-Joriskazerne.
Het entrepot, genaamd bezaanhuis, werd volgens zijne plannen opgebouwd.
Eindelijk, het bijzonderste werk dat zijne lange loopbaan bekroont en dat van zijne groote kennissen in waterwerken getuigt, is het maken der nieuwe dokken, op den Kattendijk, met drooge dok.
De wegenis, onder zijn bestuur, werd veel verbeterd.
Wie de stad Antwerpen in 1820 gezien heeft, en de toenmalige stad met de hedendaagsche vergelijkt, kan doorgronden wat groote hervorming Bourla er aan toegebracht heeft.
Als leeraar van bouwkunde der academie, bezat Bourla bijzonder goede hoedanigheden.
Hij vervulde alstoen twee ambten. Hij maakt het zich tot verwijt: vindende dat de plaats van stadsbouwmeester hem reeds genoeg opbracht, gaf hij zijn ontslag als leeraar, in 1824, vooreerst omdat een ander zou kunnen bevoordeeld zijn met deze plaats en, ten tweede, omdat hij de Vlaamsche taal niet machtig was.
Met de Rubensfeesten, in 1840, werd Bourla ridder der Leopoldsorde benoemd en in 1860, toen de Kattendijksdokken ingehuldigd werden, noemde de koning, ter plaats, hem officier derzelfde orde.
Hij droeg insgelijks de herinneringsmedalie van St-Helena.
De keizer van Oostenrijk, hebbende de door hem aangelegde havenwerken doen bezichtigen, verklaarde de plannen er van te willen bezitten. Bourla deed ze maken. Z.M. liet hem een dankbrief geworden, en, als herinnering, eenen diamanten ring met het keizerlijke naamcijfer.
De bekwaamheden van Bourla waren zoo wel buiten als binnen 's lands bekend; dikwijls zijn er bouwmeesters hem komen raadplegen.
Hij was lid van verscheidene instellingen, namelijk: der koninklijke academie van België, der koninklijke commissie van gebouwen, der maatschappij van Engelsche bouwmeesters, der academie van Amsterdam.
Insgelijks maakte hij deel van verscheidene commissiën, en onder andere van de commissie van herstelling der O.-L.-Vrouwekerk en de commissie van openbare gezondheid. Ondanks zijnen hoogen ouderdom en tot het einde zijns levens, vervulde hij al de hem opgedragene ambten met iever.
Toen, in 1852, het academisch lichaam van Antwerpen door Z.M. den koning op nieuw werd ingericht, werd Bourla, een der eersten, als stichtend lid benoemd.
Na zulke schoon doorgebrachte loopbaan, vroeg Bourla, in 1862, zijn ontslag. Het schepen-collegie stond het hem toe met den titel van eere-bouwmeester der stad Antwerpen en met dezelfde jaarwedde als toen hij nog in dienst was.