De Vlaamsche School. Jaargang 14
(1868)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij
[pagina 1]
| |
De Vlaamsche School 1868Wij gaan heden den 14n jaargang van het bestaan van ons tijdschrift in en wij veroorloven ons, bij deze gelegenheid, de Vlaamsche School aan te bevelen in de gunst van het Vlaamschlezend publiek. Het past ons niet, meer dan met een enkel woord op de verbeteringen te wijzen, die ons tijdschrift sedert eenige jaren heeft ondergaan. Wij weten overigens dat die verbeteringen zijn gewaardeerd geworden. Van verschillende zijden mochten wij daarover blijken van voldoening ontvangen, die wij ons zullen beïeveren te blijven verdienen. Het ligt niet in onze gewoonten, kwistig om te gaan met beloften, daar wij wel weten, dat het best is karig te zijn met het woord, daar waar het op handelen aankomt. En zulks is hier het geval. Daarom zullen wij ons bepalen onzen lezers eenvoudig mede te deelen, dat wij, voor den begonnen jaargang, een aantal platen hebben aangekocht die met recht zullen mogen geteld worden tusschen de schoonste, welke tot hiertoe nog in ons tijdschrift werden opgenomen. Daarenboven hebben wij verbintenissen aangegaan met verscheidene plaatsnijders, voor het uitvoeren en leveren van prachtige platen. Wij verhopen al spoedig in staat te zullen zijn, met het opnemen dezer platen, welke getuigen zullen van onze voortdurende opofferingen ten behoeve van het nuttige en het schoone. Eene onzer volgende afleveringen zal eene houtsnede van Ducaju's welgeslaagd standbeeld van David Teniers behelzen en teekenaren houden zich bezig met het vervaardigen van eenige portretten van verdienstelijke nationale mannen uit onzen tijd. Men zal ongetwijfeld met genoegen in onze tegenwoordige aflevering de afbeelding aantreffen van den gewezen stadsbouwmeester | |
[pagina 2]
| |
Bourla, die, in het vak der bouwkunst, voorzeker mag geschaard worden bij de uitstekendste mannen van zijn tijdvak. Wat betreft den letterkundigen inhoud, is 't ons een genoegen te kunnen melden, dat verscheidene reeds befaamde jonge letterkundigen en kunstvrienden ons hunne welwillende medewerking hebben toegezegd. Het zal ons zeer aangenaam zijn, ook van personen die niet tot onze gewone medewerkers behooren, begunstigd te worden met bijdragen van letterkundigen of kunstlievenden aard of in verband staande tot de kunstnijverheid. Wij vertrouwen dat het Vlaamschlezend publiek onze pogingen zal blijven aanmoedigen en ondersteunen, opdat wij er zoo allengs mogen toe geraken het tijdschrift de Vlaamsche School eene waardige plaats te doen innemen, naast de goede buitenlandsche plaatwerken. |
|