Sterfgevallen.
De Vlaamsche zaak en letterkunde ontviel op Dinsdag, 10 September 1867, een rechtzinnig vriend en uitstekend beoefenaar, in den persoon van den heer baron Julius de Saint-Genois, leeraar-boekbewaarder der Gentsche hoogeschool, overleden op zijn landgoed te Royghem, nabij Gent. Geboren te St-Quintens-Lennick, in Brabant, op 22 Maart 1813, was hij dus nauwelijks 55 jaren oud. Hij is aan de gevolgen eener plotselinge beroerte bezweken, na reeds eenigen tijd met zijne gezondheid te hebben gekwijnd. Indien ooit van iemand mocht gezegd worden dat zijn leven welvervuld was, dan is het wel degelijk van den heer baron de Saint-Genois, die zoo wel bezigheid als uitspanning in het beoefenen van letterkunde en wetenschap zocht. Zijne schriften (Fransche en Vlaamsche) zijn zoo menigvuldig in getal, als verdienstelijk naar den inhoud; de hoeveelheid benaadeelt hier de hoedanigheid niet. Het lezend publiek is zulks overigens zeer goed bekend, want de geschiedkundige romans van den heer J. de Saint-Genois genieten sedert lang eenen gevestigden roem. Wie herinnert zich niet met genoegen en wie herleest niet steeds met graagte en vernieuwden smaak Bertrand van Rains, Anna, de Historische verhalen, de Tafereelen uit de vaderlandsche geschiedenis, enz. enz.? Tot de beste Fransche werken des overledenen behooren, buiten den oorspronkelijk in die taal geschreven Bertrand van Rains (le faux Bouin), waarvan de vertaling werd bezorgd door den heer C.H. Van Boekel: la cour du duc Jean IV, Hembyse, le château de Wildenbourg (overgezet in Nederland), Feuillets détachés, les Flamands d'autrefois, enz. enz. In het geschiedkundige en wetenschappelijke vak leverde hij onder andere eene Histoire des avoueries en Belgique, Antoine Sanderus et ses écrits,
les Voyageurs belges du 13e au 19e siècle, eene verdediging van Jacob van Artevelde tegen den baron de Gerlache, enz.
De Maatschappij der Vlaamsche bibliophilen verliest in den heer de Saint-Genois eenen harer ieverigste en bekwaamste medewerkers. Hetzelfde mag gezegd worden opzichtens de Commissie voor het uitgeven der graf- en gedenkschriften van Oost-Vlaanderen, de koninklijke commissie van monumenten, en de commissie, waarvan hij voorzitter was, voor het uitgeven der Biographie nationale.
Voor de Gentsche hoogeschool mag het afsterven van den heer de Saint-Genois een onherstelbaar verlies worden genoemd.
In zijne hoedanigheid als archivarius van Oost-Vlaanderen en boekbewaarder der hoogeschool, bezorgde de heer de Saint-Genois de uitgaaf van den inventaris en catalogus der aan zijne verlichte hoede toevertrouwde verzamelingen.
Als lid van den gemeenteraad en schepen der stad Gent, welke betrekkingen hij van in 1848 tot in 1857 waarnam, heeft de heer de Saint-Genois in velerlei opzicht zeer veel goeds gesticht en zich daardoor eenen titel te meer op de hoogachting zijner medeburgers verworven, een gevoel welk hij, als mensch en burger, al degenen die omgang met hem hebben gehouden, heeft ingeboezemd.
De nagedachtenis van den diepbetreurden overledene zal dan ook geëerd en gevierd tot het nageslacht overgaan.
De plechtige lijkdienst heeft, onder eenen grooten toeloop, op 13 September, ten 3 ure namiddag, plaats gehad, in de St-Janskerk, te Royghem. De hoeken van het baarkleed werden gehouden door de heeren Haus, rector der Gentsche hoogeschool; P. de Decker, oud-minister van binnenlandsche zaken; Aug. van Lokeren, eere-archivarius van Oost-Vlaanderen, en professor Snellaert. Aan het graf werden redevoeringen uitgesproken door de heeren: Haus, rector der hoogeschool van Gent, namens dit gesticht; P. de Decker, oud-minister, namens de koninklijke academie van letteren en wetenschappen; Snellaert, namens de Vlaamsche beweging; E. de Busscher, namens de Gentsche maatschappij van schoone kunsten; Fr. Rens, namens de maatschappij De taal is gansch het volk; ridder de Schoutheete van Tervarent, namens de Academie van oudheidkunde; J. Bernard, namens het personeel der bibliotheek der hoogeschool. De heer J.-A. de Laet, volksvertegenwoordiger, sprak als vriend van den overledene en in eigen naam, eene treffende redevoering uit.
Wij herinneren er aan, dat de Vlaamsche School, in 1862 (bladz. 193), een welgetroffen portret van den heer de Saint-Genois, geëtst door den heer Jos. Nauwens, opgenomen heeft, ter gelegenheid zijner benoeming als voorzitter van het in dat jaar te Brugge gehouden Nederlandsch taalcongres.
Toen wij, onder het schrijven dezer regels, de edele, rechtzinnigheid en welwillendheid ademende trekken des overledenen beschouwden, dachten wij: van den heer de Saint-Genois mag in der waarheid gezegd worden, dat zijn gelaat was de spiegel zijner ziel.