Noten op eenen sleutel gestelt door Jan Pietersz, Musicijn. Mitsgaders den Christelijcken Catechismus, Ceremonien ende Gebeten. 't Amsterdam, gedruckt bij die Wed. van Sal Paulus van Ravensteijn. 1656. In Duodez. In 1658 heeft dezelfde weduwe van Ravensteijn de CL Psalmen met eenige andere Lofzangen van P. Pietersz uitgegeven, in octavo.
POTEIJ (Maria), leefde in de XVIIe eeuw, te Amsterdam. Vos heeft op haar zingen de volgende verzen geschreven:
Zingen van Juffrouw Maria Poteij.
Men reis geen meer naar vreemde paalen,
Poteij verdooft de nachtegaalen,
En weet haar woorden, schel van klank,
Deur d'ooren in de ziel te dringen.
Een schel geluid heeft groote kracht,
De maatzang is vol tooveringen.
Geen grooter kracht dan schelle tongen,
Zoo weet zij 't koudste hart te braân.
De zee moet voor de snaaren zwichten:
Maar 't snaarspel voor haar eedle stem.
Een heldre stem kan elk verplichten,
Zij krijgt de minnaars in de klem,
Zoo zij hen naa haar zangen schikken,
De zangkunst is vol minnestrikken.
POTHOF (J.), blind organist, te Amsterdam. Ziehier wat Burneij verhaalt over dezen uitstekenden toonkunstenaar:
‘Maar die organist had zulk eene kracht in de vingers, dat hij even los, als op een gewoon staartstuk, hier te werk ging: zijne vaardige hand en vooral zijn smaak quamen mij bewonderlijk voor: onder anderen speelde hij twee fugen, meesterlijk, keerde de thema's om, en pluisde dezelve uit op allerhande zinrijke manier......
Vervolgens ging met Heere Pothof, enz.’
RAAVE (Juffrouw A.), zangeres, leefde in de XVIIe eeuw. Jan Vos schrijft over haar in zijne gedichten, gedrukt te Amsterdam, bij H. Bosch (1726):
Hier zingt een Raaf zoo schoon als iemandt kan gelooven,
Kanary, staak uw zang; staak Leeuwrik uw gequeel:
Want deze Raave kan u door haar zang verdooven:
Niets bint' er dan een overschelle keel.
Laat zich een ander 't oor door nachtegaalen laave?
Ik wraak de nachtegaal, om 't zingen van een Raave.
RICHMAN (Jacob), hof-musicus, te 's-Gravenhage, in dienst van den Prins van Oranje. In 1718 schreef hij voor de berijming der Psalmen van Frans Halma, de melodiën met generaalbas.
SCHENCK (Joannes), uitmuntend violist, geboren in Duitschland, omtrent de helft der XVIIe eeuw; hij heeft zich een bijzonderen naam verworven als virtuos op de viola digamba, en als componist. Hij had den titel van kammerkommissarius und kämmerer des Choorfürsten von der Pfalz.
Schenck was reeds in 1688 te Amsterdam gevestigd, waar hij nog leefde in 1694. Het is ons onbekend wanneer hij overleed, maar het is zeker dat hij te Amsterdam ontsliep. Men heeft van hem vele compositiën.
Edw. Gregoir.