Hieronymus Cardanus.
In de 16e eeuw leefde in Italië een toenmaals zeer beroemd en, zooals men uit vele zijner nagelatene geschriften opmaken kan, in vele opzichten wezenlijk geleerd en bekwaam geneesheer, Hieronymus Cardanus. In zijnen lateren leeftijd leed hij, zoo als dit bij min of meer bejaarde lieden ook heden ten dage niet zeldzaam voorkomt, aan slapeloosheid. Hiertoe wendde hij nu en dan verschillende huismiddeltjes aan. Zijn meest geliefkoosd middel bestond in, zich op den rand van zijn bed gezeten naar vasten regel op zeventien verschillende plaatsen met berenvet in te wrijven en wel: op de kruin van het hoofd, de ballen der voeten, de ellebogen, de dijen, de hielen, de slapen, de keel, de streken van het hart en van den lever en eindelijk de bovenlip, waarna hij zich weder te bed begaf om de werking van het middel af te wachten. Wij twijfelen niet aan de uitwerking van dit middel, vooral aan te wenden in eenen kouden winternacht.
Dat Hieronymus Cardanus inderdaad als geneesheer beroemd was kan daaruit blijken, dat hij geroepen werd om zijne hulp te wijden aan lord Hamilton, aartsbisschop van St-André, die aan tering en andere ongemakken leed. Hij begaf zich naar Engeland en raadde aan, den patient bij de voeten op te hangen, en met vleesch van jonge honden te voeden. Hoe zot ook dit voorschrift luidde, zoo is het toch niet zotter dan de beschouwingen omtrent de ziekte zelve. Zij luiden aldus:
‘Ik geloof niet met Cassonatus, dat de stoffen, die de zieke het laatst uitgeworpen heeft, uit de hersenen van zijne genade afkomstig zijn, zoo als die welke in de tusschenpozingen der aanvallen verzameld zijn. Indien dit zoo ware geweest, geloof ik dat de werking der verstandelijke vermogens belemmerd zou geweest zijn, en dat de aartsbisschop niet de roode kleur van een gezond mensch zou gehad hebben, als werkelijk het geval is. Ik geloof bovendien, dat de stof, welke de zieke ontlast heeft, gedeeltelijk een weiachtig vocht, gedeeltelijk een verdichte damp is, die uit de hersenen in de longen gevallen is zonder door de luchtpijp gegaan te zijn, en hierdoor is die hevige hoest teweeggebracht. Ik geloof ten slotte, dat deze vloeistof in de hersenen ontstaan is door de vervluchtiging van de bestanddeelen van dit orgaan ten gevolge van eene tegennatuurlijke warmte. De warmte vervluchtigt alle stoffen, en de vervluchtiging van een gedeelte des lichaams stelt het bloot aan de opslorping van den kant van een ander.’ Zoo zag het er met de geneeskunde in de 16e eeuw uit. Jammer, dat Cardanus de les van een oud rechtsgeleerde aan een jong advocaat, die als rechter naar Indië gezonden werd, niet gekend heeft. ‘Aarzel nooit om vlug een oordeel uit te spreken, hetwelk gij voor rechtvaardig houdt, maar wacht u van redenen voor uwe beslissing te geven, want gij loopt gevaar dat zij valsch zijn.’
De dief steelt een nuttig goud; de kwaadspreker besteelt de rechtzinnige harten.