De Vlaamsche School. Jaargang 13(1867)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Het Kempenland. (Op muziek gezet door den heer Müller). Wat zijt gij schoon, o Kempenland, Met uwe vlakke heiden, Met uwe dreven, bosch en zand, Met uwe groene weiden! O land, waar ik geboren ben, Gij zijt het schoonste dat ik ken! Uw torens prijken, over 't veld, Zoo lachend ons in de oogen, Waar gij den werkman hoop voorspelt En troostend wijst ten hoogen. Gij schenkt uw kindren kracht en moed En maakt hun d'arbeid licht en zoet! Eenvoudig zijn de zeden van Uw steeds oprechte zonen, Geen heerschzucht of geen gouddorst kan In echte Kempnaars wonen, Wie naar dees beiden tracht en haakt Is door de bastaardij geraakt. Uwe echte kindren blijven trouw Aan deugd, aan taal, aan zeden; Daarom is uwe lucht zoo blauw En leeft men hier tevreden. Ja, daarom blijft uw vroom geslacht Begaafd met wijsheid, moed en kracht. O God, die in den Hemel troont, Wil steeds ons streek bewaken, Ons streek waar deugd en braafheid woont, Laat nooit 't verderf haar raken. Bewaar, o Heer, haar zeden vrij Van ongeloof en basterij! V.-J. du Moulin. Herenthals. Vorige Volgende