De Vlaamsche School. Jaargang 13
(1867)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij
[pagina 69]
| |
Koninklijke dierengaarde te Antwerpen.Wij hebben in vroegere jaargangen en onlangs nog gebouwen uit de Antwerpsche Dierengaarde medegedeeldGa naar voetnoot1. Wij denken het niet ongeschikt thans eenige regels op te nemen over de stichting en den oorsprong dezer maatschappij welke gesticht werd in 1843. Er bestonden destijds in gansch Europa maar drie dierengaarden: namelijk te Parijs, te Londen en te Amsterdam. De voornaamste stichters van dien van Antwerpen waren de heeren R.-J.-A. Cenie, consul der Nederlanden; P.-J. de Caters, eigenaar en bankier; F.-J. Loos en G.-A. Pieron, toenmalige schepenen der stad; C.-J. de Cuyper, greffier der provincie; J.-J. Rigouts-Verbert, leeraar aan het Sinte-Elizabethgasthuis en J. Kets, natuurkundige, allen te Antwerpen woonachtig. De snelheid, waarmede de dierentuin van Antwerpen zich heeft uitgebreid, mag voornamelijk toegeweten worden aan den iever en het wijs beleid der opgenoemde heeren. Zij begrepen dat de nieuwe maatschappij, om haar doel te bereiken, het nuttige met het aangename moest vereenigen, en zij beieverden zich om zulks nooit uit het oog te verliezen. De maatschappij vond dus ook alras den grootsten steun bij de bevolking. De bescherming van hooger hand liet zich niet lang wachten. Z.M. de Koning, het nut inziende welk de nieuw gestichte dierengaarde ook voor de meer algemeene verspreiding der natuurwetenschap kon te weeg brengen, verleende zijne hooge ondersteuning aan de maatschappij en schonk haar den koninklijken titel. De eerste bestuurder van den dierentuin was de heer J. Kets, die destijds een der bijzonderste natuurkundigen des rijks was. Deze keuze mocht onder vele oogpunten ook daarom gelukkig genoemd worden, dat de heer Kets zijne vrij uitgestrekte en alleszins merkwaardige verzameling van natuurkundige zeldzaamheden aan de maatschappij afstond Bejaarde ingezetenen der stad Antwerpen en des lands zullen zich nog herinneren, dat onder de regeering van Koning Willem I, de verzameling van den heer Kets tot de stedelijke merkwaardigheden van Antwerpen gerekend en door alle de vreemdelingen die in deze stad kwamen bezocht werd. 't Is ook de heer Kets die, geholpen door zijnen neef den heer Jaak Vekemans, den tegenwoordigen bestuurder, gelast werd met het beleid over de indeeling van den tuin. Om de eerste kosten, onder andere voor het aankoopen van gronden, te gemoet te komen, deed de maatschappij eene leening van 100,000 fr. Derzelver aandeelen vonden nemers genoeg, iets waartoe niet weinig bijgedragen werd door de voordeelen welke de statuten der maatschappij aan de inschrijvers verleenden. Vier jaren later zag men zich verplicht het maatschappelijk kapitaal op 145,000 fr. te brengen. De maatschappij telde alstoen1200 leden en de dierentuin besloeg eene oppervlakte van 3 hectaren gronds. Het hofplan werd opgemaakt door den heer E. van Cuyck, bouwmeester en gemeenteraadsheer dezer stad. In het jaar 1850 werd de dierentuin voor de derde maal vergroot. Van toen hij nauwelijks was aangelegd, was deze hof de geliefkoosde wandelplaats van al de leden der maatschappij, wier getal onophoudelijk aangroeide. Zonder overdrijving mag men zeggen, dat het aannemen van nieuwe leden bij de maatschappij des dierentuins nooit stil staat. 1855 is een jaartal welk in de geschiedenis van den dierentuin een heuglijk tijdvak mag genoemd worden. Toen had namelijk eene nieuwe vergrooting van den hof plaats en wel eene zeer aanzienlijke. De oppervlakte van den tuin werd in dat jaar op negen hectaren gebracht. Voorzeker kunnen weinige instellingen of maatschappijen zich op eenen aldus trapsgewijze regelmatige toenemenden bloei beroemen. Eindelijk, in het jaar 1864 kocht de maatschappij, in openbare veiling, een zeer fraai en ongeveer een kwaart hectaars groot zijnde buitengoed, gelegen in de Ploegstraat. Hetzelve is bij den dierentuin aangesloten en bevat reeds een prachtig gebouw uitgevoerd onder de leiding van den bouwmeester K. Servais. De bezittingen der maatschappij stellen een kapitaal voor van 400,000 fr., vertegenwoordigd door 4,000 aandeelen aan drager, gewaarborgd op de roerende en onroerende goederen der maatschappij die thans ongeveer 2,600 leden telt. | |
[pagina 70]
| |
Na deze zeer beknopte oppervlakkige inleiding over den oorsprong en de uitbreiding der maatschappij, zullen wij, indien ons later daartoe de gelegenheid verschaft wordt, met onze lezers wel eene wandeling in den dierentuin doen, en hun deszelfs merkwaardigste zeldzaamheden aantoonen; het plaatje, dat men in 't midden van dit artikel aantreft, verbeeldt den ingang des maatschappij lokaals. Deze ingang is wel niet zeer prachtig, maar hij zal waarschijnlijk ook bij tijd en gelegenheid verbeterd worden. |
|