des kreun ik mij weinigh: al zoud' het ook den zin zwakken; wen het dien slechts niet verleemt.
Dat UE. zich gewaardight heeft, mijne Vaterlandsche Muzen in 't pak te steeken; daar over vind ik mij ten hoogsten aan UE. verplicht: hoewel niet zonder zorge, dat dit hooffsche gewaadt hare boersheit maar te meer beschaamen zal. Ook blijf ik UE. grooten dank schuldigh, voor de geneught, mij gegunt te raapen uit dien wonderlijken brief aan de hoogbedachte juffrouwe Schuurmans; waar in UE. met overaandachtige schranderheit, het diepste geheim, uit den grondt der zangkunste, opgaaft, en haare aardighste eigenschappen, met geen' minder aardigheit ten toon stelt, enz.
UE. onderdaanen dienaar.
P.C. Hooft.
T' Amsterdam, den 17 van Grasmaandt, 1642.
BARENDSEN (Dirk), Nederlansch schilder en toonkunstenaar, der XVIe eeuw, geboren te Amsterdam in 1534, reisde in Italië, had veel liefhebberij in de muziek, en oefende zich tot uitspanning op onderscheidene speeltuigen.
Collot d'Escurij schrijft van hem in Holland's Roem: ‘ook hij leverde het bewijs op van de verwantschap der schoone kunsten, daar hij als toonkundige groote verdiensten had.’
BASTON (Josquin), een Nederlandsch contrapuntist uit de eerste helft der XVIe eeuw, die bloeide korten tijd voor Palestrina. Men vindt de gezangen van dezen bekwamen meester in de Louvain collection, waarvan het laatste boek in 1554 werd uitgegeven.
Men heeft nog van hem, in Salblinger's Concertus, compositiën met 4, 5, 6 en 8 stemmen, gedrukt te Augsburg in 1545.
De Maatschappij tot bevordering der toonkunst heeft van hem: C'est a grant tort, met 4 stemmen.
In oude verzamelingen van verschillige meesters der XVIe eeuw, vindt men motetten, gedrukt te Leuven in 1554-1557. Baston komt ook voor in de Modulationes, quatuor vocum musicae N. XXVI; Antverpiae; cepur G. Vissenacum, 1542. In het werk XXVI nouvelles chansons, convenables tant à la voix comme aux instruments, Livre 1, Anvers par Tijlman Susato etc., 1543-1545-1558, komt Baston ook voor.
BAYLE (Pieter), criticus en wijsgeer; te Rotterdam in 1647; hij stierf in 1706. Onder zijne gedrukte werken behoort een deel van een historisch woordenboek, waarin vele levensschetsen van toonkunstenaars vermeld zijn.
BEEN (Bernard Jansz), komponist, te Utrecht rond 1500; hij maakte muziek in partijen van de geschiedenisse van de slach in Vlaanderen (1602, 4 Januari), waarvoor hij 12 ponden vlaams ontfing.
BOUWMEESTER (Philippus), geboren op 1 April 1740, overleden te Delft den 27en Augustus 1831, oud ruim 91 jaren.
Deze verdienstelijke liefhebber was met de heeren Hubert Scholl(org.), S. van der Slijden, J. van Koesveld, J. van Gijsen, J. Ricke en anderen, een der bijzonderste muzijkminnaars van Delft; hij was gedurende 72 jaren lid van het Muzijk-Collegie, aldaar gesticht in 1741. Men voerde er veel kamer-muziek uit, namelijk duos, trios en quartetten.
De stad bouwde voor hare rekening de nieuwe concert-zaal op het Prinsen-Hof, die den 20n Mei 1776 op plechtige wijze werd ingewijd. Het Muziek-Collegie legde jaarlijks eene som van 50 gl. toe voor de concerten.
BRAUN (Mej.), geboren Brouver, te Amsterdam. Deze bekwame zangeres zong de solo's in Haendel's Messias, met uitmuntenden smaak, te Amsterdam, 't jaar 1805, waaraan 300 toonkunstenaars deel aan namen. Dien tijd was te Amsterdam reeds veel ijver onder de toonkunstenaars en liefhebbers, om de klassieke muziek te bevorderen.
Een groot getal toonkunstenaars hadden zich aldaar gevestigd op het laatst der voorgaande eeuw.
Edward Gregoir.