te zoeken. Dit oud gebruik, min de kerkplechtigheden, bestond nog zeer onlangs in vele roomsche landen.
Onder Lodewijk XIV en Lodewijk XV, droeg men met Paschen, na de mis, korfjes met vergulde eieren in het vertrek des konings, die ze onder zijne hovelingen uitdeelde. Over het algemeen, waren de Paascheieren eenvoudig geverfd, waaronder geel, violetkleurig en rood; dit waren de eieren der burgers en des volks; maar de grooten en de rijken vergenoegden zich met dit eenvoudig versiersel niet; de pracht drong bij de eieren door, zoo als bij elk ander voorwerp en degene welke de rijken elkaar ten geschenke gaven, waren echte kunststukken. Kundige schilders waren gelast, ze te versieren volgens den ouderdom, den smaak en den rang van de personen voor welke zij bestemd waren. Men zal het misschien wonderlijk vinden dat schilders van rang, zich met zulke snuisterijen bezig hielden; maar schilderden zij geene waaiers, tot zelfs Watteau, die wel niet alles deed wat men hem toeschrijft, maar die het nogtans gedaan heeft? In hare verzameling van oudheden, bezit de bibliotheek van Versailles twee paascheieren, die behoord hebben aan mev. Victoria, dochter van koning Lodewijk XV. De schilderingen waarmede zij versierd zijn, verbeelden een jong meisje, aangevallen door roovers en later door een braven gerechtsdienaar bevrijd, die het kind bij zijne ouders terugbrengt.
Het gebruik van paascheieren te offeren, bestaat nog in Rusland; van den keizer tot den minsten moujiek, iedereen voldoet er aan. Daar ook zijn de volkseieren enkel geverfd, terwijl degene der hoogere standen zich verheffen tot merkwaardigheden of kunstvoortbrengsels.
De persoon welke het ei geeft, zegt: ‘Jezus-Christus is verrezen,’ en degene die het ontvangt antwoordt: ‘Ik geloof dat Hij verrezen is.’ De eieren, welke de rijke lieden elkander geven, zijn geene eieren dan door den vorm; geene hin legt er zulke. De eene zijn in porselein, geschilderd en versierd, of in paarlemoer, met marmer overtrokken, bekleed met zinnebeeldige spreuken, aan beide punten van eene opening voorzien, langs waar men een lint doorsteekt, waar men ze mede aan den hals hangt.
Het geven der paascheieren is ook eene der oude volksoverleveringen van België. In verscheidene onzer provinciën ontvangen de vrijers elken zondag een bloemtuiltje van hunne verloofden, maar in verwisseling moeten zij haar met Paschen vergulde eieren geven, versierd met opschriften, die met de poëzij der karamelbriefjes zullen mogen mededingen. Even als te Parijs, siert men sommige eieren met miniaturen, bestemd voor de rijke lieden. - Onder Maria Christina, vervaardigde men er zulke, welke tot twintig franken toe het stuk kostten, eene aanzienlijke som voor dien tijd. In het begin dezer eeuw, maakte men nog in sommige onzer steden Paascheieren, waarop heilige voorstellingen waren afgebeeld. Thans smukt men de natuurlijke eieren zoo niet meer op; men vergenoegt zich met ze te verwen. De pracht der sieraden is gebleven voor de eieren in suiker, chocolade enz. welke de banketbakkers vervaardigen. De groote men schen hebben van het geven van paascheieren afgezien; men is te..... ernstig geworden, om zich met zulke beuzelarijen op te houden... Alleen de kinderen blijven het voorrecht behouden van dit oud en eenvoudig gebruik, waaraan zij geenen hoegenaamden zinnebeeldigen wensch toevoegen, dat gaat zonder spreken.
Op vele Belgische buitengemeenten worden den pastoors, op Paaschdag, door de landbouwers eieren vereerd. De armen en minbegoeden geven een, twee, zes of zeven eieren; de welstellende lieden een of twee dozijnen.
In de steden en ook op dorpen is het den kinderen een feest de eieren te zoeken die, zooals het heet, met de klokken uit Rome zijn gekomen. Die eieren zijn geverfd en worden door de ouders onder meubelstukken, in bloemenpotten en tuintjes te vinden gelegd.