De sterrenregen van 13 november 1866.
Op het einde der maand October verscheen in de dagbladen een bericht, waarbij eenieder aangeraden werd, op den 12 November, indien de lucht dan niet bewolkt mocht zijn, aan den hemel zijne bezondere aandacht te wijden. Op 12 November 1833 toch werd een buitengewone zoogenaamde regen van vallende sterren waargenomen, en professor Newton heeft, uit hetgeen hij toen van de beweging dier onderstelde asteroïden zag, gemeend te mogen opmaken, dat na 33 jaren hetzelfde verschijnsel kon worden verwacht.
De voorzegging van professor Newton is bewaarheid geworden, evenwel niet in den nacht van 12 November (toen de lucht zwaar betrokken was), maar in den nacht van 13 November. Te Oostende, te Scheveningen en elders aan de zee, te Antwerpen aan de Schelde, beschouwden duizende verbaasde oogen een recht hemelsch vuurwerk en waarvan geene menschelijke kunst eene eenigszins nabijkomende weêrgade zou kunnen voortbrengen.
Gedurende meer dan een uur, vielen in alle richtingen ontelbare sterren. Toeschouwers van dit prachtig, weêrgaloos schouwspel, hebben in zes minuten, zoo kwaad als goed, honderd zeven-en-tachtig rijzende sterren geteld.
Wat nu eigenlijk die vallende sterren zijn? Zij dragen in de sterrekunde den naam van asteroïden of planetoïden en worden gehouden voor brokstukken van eene groote aan stukken gesprongen planeet - eene wereld die vergaan is! - Zij blijven om de zon de baan volgen, waarin de ondergegane planeet zich bewoog. 't Is door van die baan af te dwalen en met den dampkring der aarde in aanraking te komen, dat door de ontstaande wrijving de bewuste brokstukken ontvlammen en vallen. Waar zij wel vallen mogen? Men vermoedt dat de meeste in de maan te recht komen. Sommige bereiken de aarde, in de gedaante van zoogenaamde luchtsteenen. Men heeft er van opgeraapt die samengesteld bleken te zijn uit eene verbinding van steenkolen, harst, koper, enz., in één woord: nagenoeg uit dezelfde bestanddeelen als onze aarde.
De geleerde von Humboldt heeft in zijnen Kosmos de verst in den loop der tijden opklimmende berichten, betreffende de vallende sterren opgeteekend. Uit deze berichten kan bijna met zekerheid opgemaakt worden, dat de sterrenregen waarvan wij getuigen zijn geweest, een op bepaalde tijden terugkeerend verschijnsel is. Men oordeele.
In October van het jaar 902, in den nacht, toen de Koning Ibrahim ben Ahmed stierf, was er een groot verschijnsel van vallende sterren ‘gelijk aan eenen vurigen regen.’ Dit jaar werd daarom het jaar der sterren genoemd.
Den 21 October 1366 zag men eene ontelbare menigte sterren vallen.
Kort voor de vreeselijke aardbeving van 1766 (alzoo wederom 33 jaren voor het verschijnsel der vallende sterren van 11-12 November 1799), werd een dergelijk vuurwerk aan den hemel gezien.
In den nacht van 9-10 November 1787, vele vallende sterren door Hemmer in het zuidelijk gedeelte van Duitschland, inzonderheid te Manheim waargenomen.
Op den 12 November 1799, na middernacht, het ontzaggelijk groote verschijnsel van vallende sterren in Cumona, hetwelk op een groot gedeelte der aarde is waargenomen geworden.
Van den 12 op den 13 November 1822, werden door Klöder te Potsdam, vallende sterren met vuurbollen vermengd, in grooten getalle gezien. (Von Humboldt gelooft dat tusschen dusgenaamde vallende sterren en vuurbollen geen onderscheid bestaat.)
Den 13 November 1831, des morgens ten 4 ure, een groot verschijnsel van vallende sterren, gezien door kapitein Berard, aan de Spaansche kust, bij Cartagena del Levante.
In den nacht van den 12 op den 13 November 1833, het bekende merkwaardige verschijnsel van ontelbare vallende sterren.
In den nacht van den 13 op den 14 November 1834, dezelfde zwerm, van eenigszins geringere sterkte, in Noord-Amerika.
Den 13 November 1835 geraakte door eenen verspreid gevallen vuurbol bij Belley, in het departement de l'Ain (Frankrijk), eene schuur in brand. (Een dergelijke bol doodde in 1660 te Milaan een Franciscaner monnik.)
In het jaar 1838 vertoonde de sterrenregen zich het sterkst in den nacht van den 13 op 14 November.
De ontzaggelijk groote November-zwerm van vallende sterren in 1799, werd bijkans alleen in Amerika, van Nieuw-Hernhut in Groenland tot aan den evenaar, gezien. De zwerm van 1831 en 1832 was alleen in Europa, die van 1833 en 1834 alleen in de Vereenigde Staten van Noord-Amerika zichtbaar.
Von Humboldt wijst in den Kosmos op eenen tweeden, even zoo regelmatig verschijnenden zwerm van vallende sterren, namelijk dien der maand Augustus: de Stroom van den H. Laurentius, welke van 9-14 Augustus plaats heeft. Musschenbroek heeft reeds in het midden der vorige eeuw, op de groote menigte der meteoren in de maand Augustus opmerkzaam gemaakt; doch hunne geregelde vaste terugkeering omstreeks het feest van Laurentius, hebben eerst Quetelet, Olbers en Beuzenberg bewezen. Von Humboldt drukt in zijn voornoemd werk de meening uit, dat men met den tijd zekerlijk nog andere geregeld wederkeerende stroomen zal ontdekken, wellicht tegen den 22-25 April, gelijk ook tusschen den 6-12 December en op den 27-29 November of den 17 Juli.
Op den 25 April 1095 ‘zagen ontelbare oogen in Frankrijk de sterren zoo dicht als hagel van den hemel vallen.’
Op 22 April 1800 werd een groote regen van vallende sterren in Virginië en Massachusetts gezien; het was ‘als of er met vuurpijlen door de lucht geschoten werd, welk verschijnsel twee uren duurde.’
Von Humboldt stipt aan, dat hij in de Groote-Zuidzee, den 15 Maart 1803, in het oog loopend veel vallende sterren heeft waargenomen, zoo als ook een zwerm daarvan in de stad Quito,