Het uur van eten.
Ten tijde van Augustus was, in tegenstelling met onze gebruiken, het houden van het middagmaal op een vroeg uur een teeken van weelde en fijne manieren, en nog in de zestiende en het begin van de zeventiende eeuw hield men in de aanzienlijkste huizen het eetmaal omstreeks het middaguur. Lodewijk XIV zelfs at slechts ten twaalf ure. In het begin der achttiende eeuw zette zich de voornamere wereld om één uur aan tafel, de eenvoudige burger ten twaalf ure. Tegen het jaar 1750 spijsde men reeds op een later uur, doch het laatste was twee ure; dertig jaren later was het om drie ure middagmaaltijd. Hetzelfde tijdverloop volgde het avondmaal: zes, zeven, acht en ten laatste tien ure.
Thans middagmaalt men in de voorname huizen te Brussel en Antwerpen, ten vijf, zes en ten zeven ure. Te Parys, te Londen en te Weenen een uur later.
Te Parys legt de voornamere wereld ten zes ure 's avonds hare morgenbezoeken af en gaat te middernacht, na afloop van het spektakel, op gezelschap.
O tijden, o zeden.