De opdelvingen te Niniveh.
Wie bij de oude klassieken de beschrijving van Niniveh opslaat, staat verbaasd over den omvang, den luister en de sterkte, die zij ons van Assyriës hoofdstad mededeelen. Zij verzekeren ons, dat de stad van Ninus 480 stadiën of bijna 19 uren in omtrek had, waarbij de lengte 150 en de breedte 90 stadiën bedroeg. Hare muren beschrijven zij ons als 100 voeten hoog en zoo breed, dat drie wagens daarop elkander konden voorbij rijden; en 1500 torens, ieder van 200 voeten hoogte, stonden op dien wal, om hem beter te beschermen.
Doch in weerwil van dien muur, van die torens, is Niniveh zoo verwoest, zoo verdelgd, dat men zelfs de plaats niet meer wist, waar het eens gestaan had. Beschaafde reizigers, die het land aan den Tigris, nabij Mosoel, bezochten, vermoedden wel, dat eenige vreemdsoortige heuvelen veel verborgen van Ninivehs aloude pracht en luister; doch om dit naar eisch te onderzoeken, was hun onmogelijk. De uitgestrekte, slechts hier en daar bebouwde vlakte, werd door roofzuchtige Arabieren doorkruist, die met de Turken, welke hier het bewind voerden, den spot dreven, en de Turksche besturen zelven konden volstrekt niet gelooven, dat de Europeërs opdelvingen wilden ondernemen, alleen uit lust tot onderzoek.
Zoo was het eeuwen lang. Eindelijk echter werden de hinderpalen, die de opdelvingen beletteden, uit den weg geruimd. De Fransche consul Botta was opmerkzaam geworden op de regelmatige hoogten, die zich boven de uitgestrekte vlakte van Mosoel verheffen, inzonderheid op eenen heuvel waar vele steenen met opschriften uit de flanken staken. Het dorp Khorsabad, op den rug van dien heuvel gelegen, werd door de Fransche regeering aangekocht, de huizen werden omvergehaald, en eenige honderd werklieden begonnen onder het opzicht van den bouwmeester Flandin den heuvel te doorwoelen. Men bracht verbazende zalen van paleizen en andere gebouwen aan het licht, en Flandin schreef over zijne verrichtingen een belangrijk boekwerk.
Nu begonnen ook de Britten dit spoor te betreden, en inzonderheid maakte onder hen zich Austin Hendrik Layard verdienstelijk. Hij wist van den sultan een onbepaald verlof te verwerven, om opdelvingen te doen, en vestigde nu zijne keus op de omstreken van Nimrod. Naifa, een naburig dorp, koos hij tot woonstede. Hij nam een groot aantal arbeiders in dienst en toog aan het werk. Zijne pogingen werden met eene schitterende uitkomst bekroond Men ontdekte diep onder de aarde paleizen, die bijna even zoo vele vertrekken bevatten, als sommige steden huizen. Uit puin en gruis zag men eene nieuwe wereld te voorschijn komen, even als ten tijde toen Pompeji uit zijne asch verrees. Kostbaar albast mozaïk dekte de vloeren en wanden, alles met de merkwaardigste beeldwerken en opschriften. Ten deele schitterden zij in de heerlijkste kleuren, als waren zij eerst heden voltooid, en behelsden de meest verschillende onderwerpen, als oorlogstafereelen, belegeringen van steden, het wegvoeren van krijgsgevangenen, het overgeven van vestingen, offeranden, optochten en jachten. Ontzettend groote leeuwen, stieren en sphinxen, met vleugelen, bewaakten als het ware de trappen, waar langs men naar boven klom of naar beneden daalde. En in het gruis en de aarde, die men uitdolf, vond men wapenen van alle soorten, helmen en zwaarden, bogen, kokers en pijlen, borst- en beenharnassen, groote en kleine beelden, eet- en drinkschalen, gereedschappen en werktuigen, van de schoonste, vreemdste, grilligste vormen, zoo als de mensch die tot het bevredigen zijner behoeften, van zijn gemak en genoegen had uitgedacht, en veel van 't geen wij tegenwoordig in ons huiselijk leven als eene uitvinding van den jongsten tijd beschouwen, was reeds voor duizenden van jaren te Niniveh in dagelijksch gebruik.
Door toedoen van Layard werd te Londen een Assyrisch Museum gesticht. Luide roepen de doode steenen, die daar staan, den denkenden beschouwer toe, dat het levende geslacht altoos zijne ondervinding aan een toekomend doet erven en zich nimmer boven het vroegere mag verheffen: immers ware het niets zonder de erfenis van lang vervlogene eeuwen.
Eene ontdekking, door een Engelschen geleerde gedaan, belooft de belangrijkste uitkomsten. Het koninklijk paleis te Niniveh is door vuur verteerd. Een deel nogtans is het verwoestend element ontkomen. En toen Layard dit deel der residentie liet opgraven, vond men eene groote zaal vol tafelen van terra cotta (gebrande aarde), waarop letterschrift zoo volkomen bewaard is, als ware het eerst nieuw gegriffeld. De tafelen waren in groote hoopen, van den grond tot den zolder, op elkander gestapeld. Layard heeft er naar