De Slaap.
Alexander van Humboldt, die zijne jeugdige krachten tot in hoogen leeftijd heeft behouden, sliep jaar-uit jaar-in slechts vier uren daags. Frederik de Groote verlengde zijn evenwel reeds zoo werkzaam leven, ook door slechts weinige uren te slapen, en Mosheim sliep en waakte om beurte één nacht. De beroemde natuurkundige Cuvier daarentegen moest dagelijks zijne negen uren slapen, eer hij in staat was zijnen arbeid te verrichten.
Men kan echter aannemen dat - over het algemeen - meer dan acht uren slapens te lang, en minder dan zes uren te kort is. De slaap vóór middernacht is de beste, omdat in den voormiddernachtelijken slaap meer de hersenen, in den namiddernachtelijken meer het groote zenuwstelsel in het onderlijf, de zoogenaamde zonnevlecht, slaapt; de slaap vóór middernacht, die ook wel de