De Vlaamsche School. Jaargang 12
(1866)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij
[pagina 109]
| |
De potbakkerskunst.Het is eene al te zeer verspreide dwaling, dat een kunstenaar zijne waardigheid te kort blijft, wanneer hij werken voortbrengt welke niet rechtstreeks kunnen gezegd worden kunstwerken te zijn. Het verkeerde van dat denkbeeld wordt ons door de kunstgeschiedenis op elke bladzijde aangetoond: Rafaël schilderde sieraden; Cellini dreef vaatwerken; Quinten Matsys, smeedde; B. de Palissy was potbakker; Holbein arbeidde voor geweermakers; David leverde de loofwerken voor behangsels van het keizerlijk paleis, enz. enz. Wat ons betreft, wij gelooven niet dat het noodig zij het werk waarvan wij hier eene schets mededeelen, van onder het bijzonder oogpunt der potbakkerskunst te beschouwen, om deszelfs voortreffelijkheid te waarderen. De werken van den heer de Mol worden overigens sedert lang door alle kenners naar waarde geschat en dan ook in de voornaamste galerijen van Europa aangetroffen. Onder andere bevinden zich te Hensington eenige fraaie stukken van den te Brussel woonachtig zijnden kunstnijveraar. Hetzij de heer de Mol de werken der groote meesters op de potbakkerskunst toepast, hetzij hij zelf bevallige en geestige figuren afmaalt, altoos vinden wij in hem den gewetensvollen en bekoorlijken schilder terug, die aan alles wat hij voortbrengt zijnen gepasten vorm en zijne frissche kleur weet te geven. Sober in het aanbrengen van sieraden, onder wier smuk onberekende handen dikwijls hare zwakheid trachten te verbergen, weet de heer de Mol elk voorwerp naar eisch te doen uitkomen, zonder ooit aan eenheid en samenhang te kort te blijven. Voor ons zijn de werken van den heer de Mol veel voortreffelijker dan al de andere voortbrengselen van dien aard die hier in België vervaardigd worden; wij gelooven dat het geheim dier voortreffelijkheid opgesloten ligt in de bijzondere, door aanhoudende studiën ontwikkelde, begaafdheid van den jongen schilder op porselein. Ook door kunstenaren alleen kan de kunst krachtdadig op de nijverheid toegepast wordenGa naar voetnoot1.
vaas van m. de mol, porceleinschilder te brussel.
| |
[pagina 110]
| |
De hier afgebeelde vaas is te Dublijn in de tentoonstelling te zien geweest. Zij is 50 centimeters hoog. In den smaak der Italiaansche aardewerken behandeld, zijn het blauwe, geele, en bruine de heerschende kleuren. Een loofwerk, zoo uitmuntend fijn van vorm als levendig van toon, omringt den hals der vaas en verheft zeer gelukkig de werking van het geheel. Wij twijfelen niet of die vaas zal, door al wie kunstgevoel bezit, en de zoo gelukkige toepassing der kunst op de nijverheidsvoortbrengselen naar waarde weet te schatten, inderdaad bewonderd worden; eveneens in de tentoonstelling van Dublijn vestigde zij de algemeene aandacht. Dit kunststuk geeft ons daarenboven den maatstaf van wat kunstenaren voor de veredeling en verbetering der nijverheid vermogen en levert ons het bewijs dat al is men kunstenaar men ook voor de nijverheid werken kan leveren die meer dan het stoffelijke verraden. D. Verest. Toen de wijsgeer Epenethus dertig jaren de school van Thebas gevolgd had, en sommige zijner vrienden hem vroegen: ‘Waarom hij de boosheden en overdaden die hij dagelijks zag geschieden, niet bestrafte?’ zoo antwoordde hij: ‘Als ik in mij zelve niets meer te bestraffen vind, zal ik beginnen anderen te berispen.’ Hij leerde alzoo: dat hij die anderen wil berispen, zelf van gebreken vrij moet zijn, want het is eene groote schande plichtig bevonden te worden, aan de gebreken welke wij in anderen berispen. |
|