De Vlaamsche School. Jaargang 12
(1866)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij
[pagina 95]
| |
Het droogmaken der Zuiderzee.Nederland - al onze lezers zullen het met genoegen vernemen - is op het punt eene nieuwe provincie aan te werven. Die provincie zal niet door geweld van wapens, ten nadeele van naburige landen, veroverd worden, neen. Men mag van onze Noorderbroeders niet verwachten dat zij de Europesche volkeren zulke slechte voorbeelden zouden geven. De 200,000 bunderen lands welke Holland bij zijn grondgebied gaat voegen, zullen - Nederlands kunstvlijt ter eer - ontrukt worden aan de zee die ze weleer heeft verzwolgen. Voltaire noemde Holland te recht het wonderdadigste werk der menschelijke kunstvlijt en 't is met wettigen trots dat de Nederlandsche dichterGa naar voetnoot1 zingt: Luid klinke ons lied, op Neêrlands grond gezongen!
Die grond, geducht door stalen vlijt en moed;
Die, eerlijk aan de macht der zee ontwrongen,
Voor ons niet is een roof van andrer goed.
Voor zulk bezit, waarop wij kunnen bogen -
Als andren moeten blozen op hun grond -
Voor 't vaderland, waarop wij roemen mogen,
Klopt ons een minnend hart, tot 's levens laatsten stond.
Onze lezers, zoo zij het al niet wisten door den titel van dat artikel, hebben reeds geraden dat wij van de drooglegging der Zuiderzee willen spreken. Onlangs hebben wij gemeldGa naar voetnoot2 dat er ernstig plan bestond dit reuzenwerk, dat reeds zoo dikwijls op til had gestaan, eindelijk zijn beslag te geven, en volgens de laatste uit Holland ontvangene berichten, schijnt het grootsche ontwerp inderdaad op het punt te zijn eerlang een begin van uitvoering te erlangen. Wij laten hier nopens den voorgenomen reuzenarbeid, waarop van nu af geheel de wereld het oog gevestigd houdt, eenige zeer wetenswaardige voorafgaande berichten volgen. Het geheele in te dijken oppervlak is nagenoeg 200,000 bunders of gaat dat cijfer iets te boven, naarmate aan den afsluitdijk deze of gene richting wordt gegeven, die nog op de plaats moet worden bepaald. De globale lengte van dien afsluitdijk is 40,000 ellen, zoodat op elke 5 in te dijken bunders slechts ééne el afsluitdijk komt. De gemiddelde diepte van de Zuiderzee in de lijn van afsluiting is slechts 3.40 el onder de eb; het verschil tusschen eb en vloed is in die richting weinig beduidend; de richting van den afsluitdijk onttrekt haar aan den onmiddellijken aanval der zee bij noordwesterstormen. De kosten van die afsluiting, hoe groot ook, zijn toch geringer dan ze zouden zijn in de kortere maar diepere lijn van Enkhuizen naar Stavoren, waar ook meer verschil van eb en vloed is, en de afsluitdijk meer licht blootgesteld. Bovendien is die lijn van afsluiting niet aan te raden met het oog op de afwatering van den IJssel en het Zwartewater. De gemiddelde diepte van den polder is ook slechts 3.4 el en dus geringer dan van andere reeds drooggemaakte plassen en meren. In de uitwatering van de Eem en tevens in de belangen der scheepvaart, ook tijdens de droogmaking, wordt voorzien door een kanaal van 50 el breedte bij 3 ½ el diepte van de Eem langs Nijkerk, Harderwijk en Elburg naar het Keteldiep en door een smaller scheepvaart-kanaal tusschen de Eem en Amsterdam. Als boezem dienen kanalen van 60 à 80 el breedte bij 4 ½ el diepte, die Amsterdam, Enkhuizen, Hoorn en Edam onderling met Kampen verbinden. Een der meest verrassende uitkomsten dezer droogmaking is dus deze: dat steden, die nu, aan eene ondiepe zee gelegen, gebrekkige scheepvaart hebben, allen zeehavens worden, nu die zee verdwijnt. Het kanaal van 4½ el diepte zou natuurlijk gemakkelijk tot Zwolle kunnen worden doorgetrokken en ook van die stad eene groote zeehaven maken. Eene thans bestaande zeedijklengte van Enkhuizen langs Pampus tot de Ketel van 142,000 ellen lengte wordt vervangen door het onderhoud van slechts 40,000 ellen lengte. Wanneer men al deze rechtstreeksche en onrechtstreeksche voordeelen bij elkander voegt, zal voorzeker de som van circa fr. 500 per bunder voor de indijking (de kaveling er onder begrepen) niet hoog toeschijnen. Men denke bij voorbeeld slechts hoevele millioenen het anders vorderen zou, om de vaart met 4 ½ à 3 ½ el diepgang aan al de opgenoemde steden te verzekeren, wat nu eene toevallige bate is. De kaarten der marine geven voor den bodem aan klei-, modder en steekgrond (naar het schijnt eene soort van klei met modder bedekt) voor een gedeelte, zand en harden grond voor een ander gedeelte. Een ander lokaal onderzoek, gevolgd door de beoordeeling der geboorde gronden door eenen scheikundige en eenen landbouwer, zal over de waarde van den grond moeten beslissen. Bij eene aldus nieuw te vormen provincie is het eene kleine uitgaaf, de wegen dadelijk zoo breed te maken, dat op een der bermen later een spoorweg kan worden aangelegd, bij welke dan alle kosten en oponthoud der onteigening wegvallen. De afsluitdijk, die op 24 millioen is geraamd of op fr. 600 de strekkende el, geeft slechts fr. 120 per bunder. Kleinere gedeeltelijke indijkingen zouden, door veel minder gunstige verhoudingen, dus veel duurder uitkomen. |