De Pest.
Een vroom Egijptenaar, die bij zonsondergang zijn gebed verrichtte, ontwaarde eenen geest die zich naar de hoofdstad begaf.
- Wie zijt gij? vroeg de vrome man.
- Ik ben de Pest, antwoordde het spook.
- Waar gaat gij heen?
- Ik ga naar Caïro.
- Waarom?
- Om er tienduizend menschen te dooden.
- Ga niet.
- Het is geschreven.
- Ga dan, maar dood er geen één te veel.
- Ik vervul mijnen plicht getrouw.
Na dat de ziekte uitgewoed had, verscheen de geest weder aan den vromen Egijptenaar.
- Van waar komt gij? vroeg de man.
- Van Caïro.
- Hoeveel menschen hebt gij omgebracht?
- Tienduizend, zoo als mij voorgeschreven was.
- Gij liegt, er zijn er twintig duizend gestorven.
- Ik heb er tienduizend omgebracht, de schrik heeft de overigen gedood.
Eerbiedig de wijsheid van die wet der Abderiten, welke den verkwister van zijn vaderlijk erfdeel voor eerloos verklaart.
Pythagoras.