De Vlaamsche School. Jaargang 12
(1866)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– AuteursrechtvrijWolfgang Amedeus Mozart.
| |
[pagina 66]
| |
gedoogde de douane ook niet, om thans veel tijd met bespiegelingen te verliezen; want aangezien de familie Mozart er op gerekend had, geruimen tijd te Weenen te blijven, ontbrak het haar niet aan kisten en koffers en doozen, enz. Intusschen was op het bureau der douane veel te doen, en mijnheer de onder-kapelmeester zou, even als zoo menig ander reiziger, uren lang hebben kunnen wachten, ware hem niet in zijn zoontje een Deus ex machina verschenen. Met de hem eigene vertrouwelijkheid was Wolfgang namelijk den ambtenaar genaderd, en daar deze, als gemoedelijk Oostenrijker, een vriend van kinderen was, was hij zeer ingenomen met het openhartig, vrolijk en opgeruimd voorkomen van den schoonen knaap. Zoo vroeg hem Wolfgang - kinderen toch plegen steeds te vragen - waarom hij de kisten en koffers van alle menschen opende en daarin keek. Lachende gaf de ambtenaar hem de verlangde verklaring, maar vroeg den knaap ook op zijne beurt, wat hij eigenlijk in de keizerstad te doen had? ‘Piano spelen!’ hernam Wolfgang glimlachend. ‘Ja, piano spelen!’ hernam de ander, ‘het zal wat fraais zijn met uwe kleine handjes!’ Deze twijfel aan zijne kunst hinderde den knaap zeer. Gelukkig maakte 's vaders piano - die men voor de studie had medegenomen, aangezien zulke instrumenten nog weinig te krijgen waren - een deel van der familie Mozarts passagiersgoed uit. Zonder een enkel woord te zeggen, liep Wolfgang heên, riep een sjouwerman, liet het deksel der kist, die de piano bevatte, openen en begon zulk eene vrolijke dansmuziek te spelen, dat de ambtenaar van verrukking buiten zich zelven was. Ja, het geheele douane-personeel werd oproerig, en het scheelde inderdaad weinig, of de plaats, waar men anders slechts harde woorden, zuchten en vloeken hoorde, ware in eene concert- en danszaal veranderd geworden. In elk geval werkte Wolfgangs spel met gelijke tooverkracht, als de muziek van groote meesters dit reeds in de grijze oudheid moet gedaan hebben. Orpheus gaf door het geluid zijner lier leven aan boomen en rotsen; - Amphion bragt door zijne melodiën steenen in beweging, zoodat deze zich zelven tot de muren van Thebe vormden; - Arion betooverde door zijne liederen een dolphijn zóó zeer, dat deze hem op zijn rug van Tarente naar Tarano door de zee droeg; - en de kleine Mozart speelde zoo liefelijk, dat mijnheer zijn vader dadelijk op de vriendelijkste wijze geholpen, en van de formaliteiten aan het hoofdbureel geheel ontsiagen werd. | |
Aan het Weener hof.Vóór de aankomst van het jeugdig kunstenaars-paar te Weenen, was de faam het daar reeds voorafgegaan. Graaf Palffy had namelijk de kinderen van Mozart te Linz op een concert gehoord en met geestdrift den aartshertog Joseph van hen gesproken en hem tevens medegedeeld, dat beide wonderkinderen binnen kort in de hoofdstad zouden aankomen. Zoo was een en ander ook der koningin ter oore en door deze ter kennis van den gezamenlijken hoogen adel gekomen. Een piano-virtuoos van zes jaren! Zie, dat was iets nieuws onder de zon, eene ‘gebeurtenis’ in het verzadigde leven van de geheele groote wereld te Weenen. Het nieuwe, het ongewone alleen toch bekoort de geblaseerde menigte en brengt kleur in haar - te midden van alle genietingen - zoo onvruchtbaar leven. Nauwelijks had dus de vader zijne aanbevelingsbrieven aan de gravin Sinzendorff, eene hoogst beminnenswaardige en vriendelijke dame, overhandigd, of het regende uitnoodigingen voor hem en zijne kinderen, en dit te meer, daar de bescherming van zulk eene hoog geplaatste dame de sleutel voor alle salons was, want het rijksgrafelijke geslacht van Sinzendorff werd voor een der oudste van de monarchie gehouden. Immers het ontleende zijn oorsprong aan den ouden graaf van Altorf, van den Welfischen stam; - sedert 1625 toch rustte op dien stam het opper-erfschenkersambt in Oostenrijk Ob der Ens en het oppererfland voorsnijder-erfschilddrager en kamprechtersambt in Oostenrijk ob und über der Ens. In weêrwil van deze hooge waardigheden en - slechts in Duitschland mooglijke - titels, was de gravin zulk eene beminnenswaardige dame, minzaam en hartelijk, dat Wolfgang zich reeds bij het eerste bezoek met dezelfde openhartigheid en ongekunsteldheid bij haar aansloot, als hij dit bij den Benedictijner en den ambtenaar der douane gedaan had. Daar het wezen des kinds echter, bij al zijne aanvalligheid en schalkschheid, ver verwijderd was van vrijpostigheid, verwierf Wolfgang reeds daardoor de genegenheid der gravin, welke zijn uitstekend talent hem later nog in dubbele mate deed ten deel vallen. Inderdaad betoonde de gravin Sinzendorff zich dan ook als eene tweede moeder van den kleinen Mozart, zoodat de kunstenaarsfamilie achtervolgend uitnoodigingen ontving, om zich te doen hooren bij de graven Collalto en Willschegg, den rijks vice-kanselier graaf van Colledo, den Hongaarschen kanselier graaf Palffy, den Boheemschen kanselier graaf Choteck, den bisschop Esterhazy, baron Schell, prins v. Hildburghausen enz. Maar nu volgde ook nog, tot groote blijdschap van den goeden onder-kapelmeester, eene uitnoodiging van het keizerlijk hof zelf. Wolfgangerl scheen zich minder daarom te bekreunen. Een kind, als hij, hecht nog niet zulk eene groote waarde aan vorstelijke onderscheiding als volwassenen; van het geldelijk voordeel had hij nog in het geheel geen begrip; en wat zijn spel betreft, zoo liet hij zich veel liever hooren bij lieden, die de muziek begrepen dan bij hen, die slechts het wonderkind in hem aangaapten. Het is opmerkenswaardig, welk een buitengewoon tact en welk een scherpen blik hij in dit opzicht aan den dag legde, zoo zelfs, dat het hoogst moeielijk was den kleine hierin om den tuin te leiden. Evenwel werd hij een weinig opgewonden door de uitnoodiging om voor de keizerin van Oostenrijk te verschijnen en proeven van zijn talent af te leggen, vooral toen de dag, daarvoor bestemd, genaderd was; nogtans valt het niet te ontkennen, dat die opgewondenheid voor een overwegend gedeelte op rekening der nieuwsgierigheid moest gesteld worden. Eindelijk naderde de bepaalde stonde en met den klokslag van drie ure kwam een keizerlijk hofrijtuig met rijk gegaloneerde dienaren voor. De geheime betaalmeester van hare majesteit, in | |
[pagina 67]
| |
groot gala uitgedoscht, haalde vader en kinderen af. De paarden werden in een snellen draf gezet en alvorens een half uur verloopen was, bevond de familie Mozart zich in de voorzaal der keizerin. Het is iets eigenaardigs - eene audiëntie afwachtend - in de voorzaal van ‘een groote’ te staan. Voorzeker, het komt er zeer veel op aan, wat wij onder ‘grooten’ verstaan. ‘Voulez-vous être grand homme? oubliez que vous êtes prince,Ga naar voetnoot1’ zegt een beroemd Franschman (en met hem de onvergelijkelijke, lachende wijsgeer). Doch dit kan slechts in een zekeren zin gelden; juist hij die niet slechts ‘groot’ heet maar het ook zijn wil, zal het alleen dan wezen, als hij elken ochtend in geest en hart overweegt, wat het zeggen wil vorst te zijn (in het duitsch Fürst, dat is the first, de eerste), het opperhoofd van millioenen menschen wier heil en wee van hem afhangt. De ware ‘grooten,’ als regeerders van geheele Staten, zijn inderdaad iets groots. Hunne roeping is heilig, maar moeielijk.... want.... ook zij zijn menschen, en juist op den gewichtigsten post - op den troon - leeren zij, door hunne positie en omgeving daarin verhinderd, het minst de menschen kennen. Hunne roeping is zoo moeielijk, dat een angstvallig man, die zijne roeping geheel overziet, misschien zou weigeren een troon te bestijgen. Het hoogste menschelijke ideaal is dat eens konings, zoo als hij behoort te zijn, om ‘groot’ te wezen. Kan het ons dan verwonderen, dat zoo weinig koningen, nadat met hunne verdwijning de vleiers van het tooneel zijn getreden, dit ideaal naderen? De geschiedenis kan overigens aan Maria Theresia geene ‘grootheid’ ontzeggen. Onder welke oneindig moeilijke omstandigheden had zij den troon bestegen, - hoevele gevaren wist zij te boven te komen, - hoevele bronnen van macht opende zij voor hare zoo geheel gezonken Staten, hoeveel geestdrift en liefde voor haar persoon wist zij in het hart harer volken te doen ontvlammen. In een kampstrijd tegen schier de geheele wereld, behield zij niet slechts hare verwijderde rijken, die Spanje, Frankrijk, Beieren, Sardinië, Saksen en Pruisen in hunne verbeelding reeds onder elkander hadden verdeeld, neen - zij bewandelde ook den weg der hervorming en voerde met de aldaar noodzakelijke voorzichtigheid, alle inwendige verbeteringen in, welke haar door het haar aangeboren gezond verstand en goeden wil werden ingegeven. (Wordt voortgezet). |