Kronijk.
Antwerpen. - Men heeft in de O.-L.-Vrouwe-kerk, in den kruisweg, de 9e statie geplaatst, verbeeldende den derden val van Jesus onder het kruis, en geschilderd door M. Vinck.
Naar wij vernomen hebben zal men kortelings aan de herstelling beginnen der kapel achter het hooge altaar en daar drie nieuwe geschilderde glasramen en een altaar plaatsen.
- In de Wetenschappelijke Vereeniging, zet men gedurig de verhandelingen voort; op 22 Maart handelde men over de vischvangst, de vischteelt en de aquariums. Eenige dagen later deed men proefnemingen met een toestel, geschikt om van zelf verlichtings-gaz te vervaardigen en op 27 Maart in den openbaren leergang van scheikunde waren de verschillende gaz-verlichting-stelsels, alsook het schei- en natuurkundig onderzoek der vlam de onderwerpen der verhandelingen.
- In het Kruidkundig Genootschap werden voordrachten gehouden door M. Jhr. Oct. van Ertborn, over de sterrekunde; door M. de Beucker, over de beetvruchten en over de kunstmatige bevruchtingen, en door M. Ommeganck, over natuur- en scheikunde.
- Ieder zal zich nog herinneren dat tijdens de laatste driejaarlijksche tentoonstelling van schoone kunsten van Antwerpen de beeldhouwkunst heerlijk vertegenwoordigd was.
Onder de gewrochten van verschillige meesters, bemerkte men een standbeeldje, vervaardigd door den heer Eug. de Pleyn.
Al wie dit kleine beeld, die vrouw welke, nog biddende, den trap der kerk afsteeg, bewonderde, stond als het ware verbaasd, zoo veel kunst, zoo veel kiesch gevoel, zoo veel smaak van uitvoering in een zoo eenvoudig onderwerp aan te treffen.
Die man streeft naar het ware, naar het natuurlijke schoone, die man wil waarheid in zijne werken, en hij zal zijn doel bereiken. Zoo hoorden wij destijds zeggen; in dien zin schreven menige dagbladschrijvers.
Volhardde de heer Eug. de Pleyn, op den door hem ingeslagen weg?
Ja! getuige de menige kunstliefhebbers, de menige kunstbeoefenaren welke zondag 25 en maandag 26 Maart in de tentoonstellingzaal zijn jongste werk aandachtig en met genoegen aanschouwden.
Een gedenkzuil, welke op het graf van een achtjarig meisje pralen moest, was hem door een bezondere der stad Bremen besteld.
Hoe rijk van opvatting, hoe vol van natuur is dit gedenkteeken! Wat wegsleepende poëzij treft men in dit gewrocht aan. Rijk van opvatting, zeggen wij: het lieve meisje rust op een bloemenbed, op het boek des levens geleund, sluimert het in, na van hetzelve de achtste bladzijde gekeerd, na niets dan roozen gekend, niets dan onschuld vertegenwoordigd te hebben; eene geknakte bloem ontrolt de stervende hand, en.... het Vergeet mij niet, wast weeldrig aan hare voetkens op.
Hoe schoon straalt de natuur in dit gewrocht door, hoe zedig rust die gestorvene engel en hoe sprekend doet het Vergeet mij niet zijne gedachtenis op aarde leven.
Als uitvoering verraadt dit beeld, bij M.E. de Pleyn, strenge studie der natuur en streving naar het ware schoone. Breed en vlak zonder geslepenheid, malsch zonder bolheid, is in het geheele zoowel als in elk afzonderlijk deel begrepen.
Streef, de Pleyn, de poëzy bezielt u en aan talent van uitvoering mangelt het u niet.
Ga voort! en wellicht zult gij der Antwerpsche kunstkroon eens luister bijzetten.
- Van den eerw. heer P. Kuyl is aangekondigd om eerlang te verschijnen een nieuw geschiedkundig werk, getiteld: Hoboken en zijn wonderdadig kruisbeeld. De inschrijving is opengesteld bij alle boekhandelaren aan den prijs van: 4 fr.
Brussel. - Bij koninklijke besluiten van 17 Maart, zijn de volgende tooneelwerken tot de premiën toegelaten:
1o De Dubbele Jacht of de Keizer bij de Boeren, zangspel in één bedrijf, woorden van Nap. Destanberg, muziek van Karel Miry;
2o Drie Honden aan één been, blijspel in één bedrijf, door B. Block;
3o Maria van Bourgondië, zangspel in vier bedrijven en vijf tafereelen, woorden van Nap. Destanberg, muziek van Karel Miry.
- In de zitting van 5 Maart, der koninklijke Academie van België, klas van letteren en zedelijke en politieke wetenschappen, heeft M. Thonissen, volksvertegenwoordiger, door talrijke aanhalingen, ontleend aan de leerstelsels der Waldenzen en aan de schriften hunner tegenstrevers, doen zien dat, reeds van de XIIe en XIIIe eeuw, het gedacht van de afschaffing der doodstraf reeds op de theoretische wijze was verdedigd, steunende op teksten uit de Heilige Schrift.
- De schilderijengalerij van het koninklijk paleis is verrijkt met eene schilderij van M. Stevens; en Z.M. heeft een tafereel aangekocht van Ingres, verbeeldende: de blinde Homerus en zijn gids.
Leuven. - M. Frans Schollaert, volksvertegenwoordiger, heeft onlangs in het lokaal der Josephieten eene Vlaamsche voordracht gehouden. De ruime zaal was gansch met volk opgepropt waaronder men de achtbaarste ingezetenen der stad bemerkte.
Het onderwerp welk de heer Schollaert verkozen had was het leven van een Duitschen dichter, die in het begin dezer eeuw overleed. Theodoor Körner, zulk is de naam van dezen jongeling, die door het dichterlijk talent zoo zeer uitscheen, maar die door zijne belanglooze vaderlandsliefde nog meer onze bewondering waardig is. De uitmuntende redenaar, die tevens Körner's schriften in overzicht nam, heeft de warme vaderlandsliefde van zijnen held doen uitschijnen, met te toonen hoe hij de faam, zijnen vader, zijne moeder, zijne zuster, ja zelfs het geliefde voorwerp zijner