Joachim Patenier.
Joachim Patenier is een der goede schilders, welke in de XVIe eeuw leefden. Hij werd te Dinant geboren; van welke ouders, of op welk tijdstip is niet bekend. In het jaar 1515 werd hij als Vrijmeester in de Antwerpsche St. Lucas-Gilde aanvaard. Als een kunstenaar dien graad van bekwaamheid verkreeg, dan telde hij gewoonlijk omtrent de vijf-en-twintig jaren. Daaruit besluit men, dat hij omtrent het jaar 1490 het leven ontving.
De heer P. Génard, archivist der stad Antwerpen, ontdekte onlangs verscheidene acten rakende Joachim Patenier en zijne familie. Uit eenige dezer stukken schijnt te blijken dat onze schilder eenigen tijd te Dendermonde verbleef; door anderen is het bewezen dat hij twee maal huwde. Ten eerste met Francisca Buyst, welke overleed korts na den 30n Maart 1519 en ten tweede male met Joanna Noyts, met welke hij zich in de lente van het jaar 1520 reeds vereenigde.
Uit zijn eerste huwelijk had Patenier twee kinderen, Bregitta en Anna geheeten.
Uit zijn tweede huwelijk slechts éene dochter, met name Petronella.
Ten onrechte hebben dus eenige schrijvers beweerd dat Hendrik Patenier, die in 1535 als meester in de Antwerpsche St. Lucas-Gilde werd aangenomen, een zoon was van Joachim, den vermaarden landschapschilder.
Het juiste tijdstip van Joachim Patenier's overlijden is ook niet bekend; doch zeker was het vòor den 5n October 1524, vermits toen zijne weduwe en weezen hun huis, in de korte Gasthuisstraat, verkochten, dat de overledene kunstenaar op 30n Maart 1519 voor zich had aangekocht.
Uit de namen der momboren van Patenier's kinderen blijkt het, dat hij in de bijzondere vriendschap en achting stond der puikste kunstenaars van zijnen tijd. Deze momboren waren, voor de spruiten van zijn eerste huwelijk, de schilders Quinten Matsijs, Karel Alaert en Jan Buyst; voor het eenig kind van zijn tweede bed, Adriaan van Campenhout, Pauwel van den Berghe en Antoon van Beringhen.
Wie Patenier's meester was, is nog niet met zekerheid bewezen. Eenige schrijvers beweren dat het de Antwerpsche schilder Frans Mostaerd was. Indien dit zoo is, dan moest Patenier reeds op zeer jeugdigen ouderdom binnen Antwerpen's muren gekomen zijn. Maar het is ook mogelijk dat hij op zijn Waalschen geboortegrond zijne eerste studiën deed, en eerst later, als zoovele kunstenaren, naar Antwerpen kwam.
In het begin der XVIe eeuw was de Scheldestad in haren vollen handelsbloei. Zij werd toen te recht vereerd met den naam van het Venetië uit het Noorden. Antwerpen schitterende toen van weelde en geen wonder dus dat dan binnen zijne wallen de kunst bloeide en hare beoefenaars de Scheldestad tot algemeen vaderland verkoren.
Patenier 's bijzonderste vak was de landschapschildering. Hij was een dier kunstenaars die zich niet bepalen bij het behoorlijk navolgen hunner voorgangers. Hij was denker, en bijgevolg streefde hij naar vooruitgang.
Patenier was ooggetuige der kunsthervorming, welke het genie Quinten Matsijs in de schilderkunst te weeg bracht.
Deze hoofdmeester der Vlaamsche School warde al de verschillige genres van schilderen uit elkaâr. Hij bracht de echte geschiedkundige samenstelling tot stand en bovendien schiep hij nog een gansch nieuw vak, namelijk de karakterafbeelding.
Patenier was verstandig genoeg, om zich het gegeven voorbeeld ten nutte te maken. Tot dan was ook de landschapschildering slechts eene bijzaak geweest. Hij besefte, dat eene landstreek schoonheden genoeg bevatte, om alleen een tafereel uit te maken. Hij koos de zuivere natuur voor model, en hij ondernam voor het landschap wat Matsijs voor de historie had gedaan. Dat Patenier in zijne onderneming wel slaagde, bewijzen zijne gewrochten. Ook genoot hij daarom zulke bijzondere achting van al de kunstbeoefenaars welke met hem leefden.
Tijdens zijn verblijf in Antwerpen maakte Albrecht Durer zich ook met hem bevriend. Hij teekende zijn portret en hij nam deel aan het bruiloftfeest van Patenier's tweede huwelijk, dat den zondag vòor de kruisdagen van het jaar 1520 werd gehouden.
De werken van Joachim Patenier zijn uitermate schaarsch. Nogtans bezit het Antwerpsche Museum van hem een tamelijk goed gewrochtje. Het verrijkt de verzameling van Ertborn, draagt het no 75 en verbeeldt: De vlucht naar Egypte.
V.D.B.