Het Antwerpsch museum.
Onlangs hebben wij gemeld dat het Museum van Antwerpen verrijkt was geworden met eene prachtige kopij van van Eyck's beroemde schilderij De aanbidding van het Lam. Zoo als men weet werd deze kopij, die sommigen beweeren dat door van Eyck zelve geschilderd werd, edelmoedig aan het Museum geschonken door den heer Lemmé, koopman hier ter stede.
Ons Museum heeft thans weder eene belangrijke aanwinst gedaan, in de volgende tafereelen uit het kabinet nagelaten door den heer F. Dusart, oud stadsontvanger van Mechelen., enz., door de onlangs gestichte vereeniging Artibus Patrioe aangekocht: Jephte hare dochter ontmoetende, (deze schilderij is in den trant van Rubens geschilderd en geteekend door eenen tot nu onbekenden naam A. Wilsen, Fr.); een zeer schoon Landschap van C. Huysmans; een Binnengezicht van Adriaan Brauwer; een Zeegezicht door Jan of Julius Percelles of Parcelles; eene Zeehaven door Minderhout; Wild door Fyt en een Landschap van Brueghel.
Te dezer gelegenheid kunnen wij niet nalaten ons leedwezen uit te drukken, dat in de groote veilingen van schilderijen welke voor eenige maanden te Parijs hebben plaats gehad, namelijk van de kabinetten Pourtales en de Morny, ons Museum niets heeft gekocht. Die veilingen waren nogtans hoogst merkwaardig en meer dan eene aldaar verkochte schilderij zou in ons Museum eene wezenlijke leemte hebben aangevuld. Eene kunstgalerij zoo aanzienlijk als die van Antwerpen, zou geene enkele gelegenheid mogen laten voorbijgaan zich in bezit te stellen van in den handel gebrachte uitmuntende gewrochten van groote meesters. Om zijnen naam van kunsthoofdstad des lands te handhaven, moet Antwerpen zich eenige opofferingen weten te getroosten.
Zooals bekend is en gelijk destijds door de Vlaamsche School werd gemeld, werden in 1864 slechts twee schilderijen voor het museum aangekocht, namelijk: Een blazoen, geschilderd voor de rederijkkamer de Violiere, door vier harer leden: Jan Brueghel, den fluweelen, Hendrik Van Balen, den oude, Frans Francken, den jonge, en Sebastiaen Vrancx, en eene schilderij bekend onder den naam van het Allerheiligste, en verbeeldende het H. Sacrament, omgeven van eenen krans van bloemen en vruchten, door Nic. Verendael.
Wij bekennen volgaarne dat deze aanwinsten geenszins van belang ontbloot zijn. Aldus heeft het blazoen der Violiere niet slechts eene ernstige kunstweerde, maar er hechten zich ook geschiedkundige herinneringen aan, die zijn bezit nog meer op prijs doen stellen. Immers bekwam dit blazoen den eersten prijs bij eenen wedstrijd in 1618 door de rederijkkamer de Olijftak ingesteld. Wat de schilderij van Nicolaas Verendael betreft, welke uit de in April 1862 gehoudene veiling van het kabinet Baillie-Bosschaert komt, zij is het werk van eenen te Antwerpen geboren vlaamschen meester, die tot dusverre in het Museum niet vertegenwoordigd was.
Zoo als men ziet, wij bedillen geenszins de gedane aankoopen. Integendeel, wij betreuren enkel dat er niet nog meer aangekocht wordt, dat men goede gelegenheden om ons Museum te verrijken, laat voorbijgaan, ondanks men kan voorzien dat dezelve zich niet zoo spoedig, zoo al ooit, weder zullen voordoen.
Wij besluiten met den vromen wensch, dat deze ter loops gemaakte opmerkingen, eenigen weêrklank mogen vinden. Esto.