St.-Gummarus autaar in de oud collegiale kerk te Lier.
In de beeldstormerij der XVIe eeuw, dat tijdstip van betreurenswaardige gedachtenis, moest de prachtige gothische tempel die onze stad als een altijddurend gedenkstuk van eerbied en erkentenis, aan haren beschermheilige opgerecht had, het lot ondergaan van het grootste deel der godsdienstige gebouwen welke ons door de kunstenaars der middeneeuwen nagelaten zijn. Al de autaren, met hunne kunstig bewerkte bladen en schilderstukken, de schoone gesneden houten en steenen beelden, het koorgestoelte enz., vielen onder den hamer der verwoesting; het overige werd door het vuur vernield. Jaren verliepen vooraleer men er kon aan denken dit onberekenbaar verlies te herstellen; men moest zich in dien tusschentijd bepalen bij het hoogstnoodzakelijke, om de goddelijke diensten met betamelijkheid te kunnen verrichten.
Onder de regeering van Albertus en Isabella, begon de stad, welke bijna dertig jaren lang door de inlandsche beroerten zooveel geleden had, wederom te herleven: de handel en nijverheid, die sinds lang kwijnden, hadden op weinigen tijd hunnen vorigen bloei hernomen en de burgerij smaakte, na zoovele onheilen, het genot van eenen aangenamen en duurzamen vrede. Eene der eerste zorgen van de stedelijke regeering en het kerkbestuur was de kerken en openbare monumenten te herstellen: zoo werden de kluizekerk en de kapel van de HH. Apostelen Petrus en Paulus, die tot schuren voor de protestantsche krijgsbezetting gediend hadden, heropend, gezuiverd en in eenen behoorlijken staat gesteld; zoo zag men door de zorg van de kerkmeesters en de overdekens der gilden en ambachten, nieuwe autaren in de hoofdkerk oprechten. Onder deze is er een, in marmer gebeiteld, staande in den noorderkruisbeuk en aan den H. Gummarus toegewijd, voorzeker bewonderenswaardig. De uitvoering ervan werd toevertrouwd aan zekeren Jan Van Mildert, een pruisischen beeldhouwer, die zich te Antwerpen met der woon gevestigd had. Ziehier de voorwaarden der aanbesteding van dit kunstgewrocht, hetwelk heden nog onze hoofdkerk versiert; het oorspronkelijk stuk, bekleed met de handteekens van den kunstenaar, van den heer Kornelis Van der Geest, antwerpschen kunstbeschermer, Andreas Hechts en Hendrik Nuyens, kerkmeesters, Adam Rademakers, schepen, Jakob Van Postels, stadssekretaris, berust in de oorkonden der hoofdkerk:
‘Compareerden Mr Henrick Nuyens d'oude ende Mr Andries Hechts beyde kerckmeesters van Ste Gommaers kercke bynnen deser stadt van Lyere, ter eenre, ende Mr Hans Van Mildert, wylen Anthonis sone, geboren tot Connicxberch, in Pruyssen tegenwoordich tot Antwerpen woonachtich, beeldtsnijder van syne conste, ter ander syde ende hebben bekendt ende verleden: ierst die voerseyde ierste comparanten dat sy naer voergaende autorizatie haer gegeven by myne heeren Wethouderen deser voerseyde stadt van date deser aenbestaeyt te hebben aen den voerseyden Mr Jan Van Mildert een aultaerstuk voer Ste Gummaers aultaer bynnen deser voersyde stadt hooch synde eenentwintich voeten ende twaalff voeten breet aen de pedestaelen gemaeckt synde van swerten toetsteen en op syn schoonste gepolleyst, de pilleirren schoonen rooden marmer steen, syn chiraten soe festonnen als anderssints van schoonen witten albast, alles conform het patroon aen de recht syde, daer op stellende eenen Ste Gommaer van witten suyveren albast hooch wesende sesse ende eenen halven voeten, dwelck den voerseyden Mr Jan was accepterende, waer voren die voerseyde kerckmeesters geloeffden den voerseyden Mr Jan te geven negenthiene hondert ende vyftich Rinsguldens eens tot XX stuyvers den gulden gerekent ende dat inde navolgende termynen te weten sesse hondert vyftich guldens contant, Item gelycke sesse hondert vyftich guldens als het voerseyde aultaerstuk inde voerseyde kercke ter plaetste gerequireert staen zal. Item drye hondert vyff entwintich guldens een jaer naer dat tvoerseyde aultaerstuck staen zal. Item ende de resterende drye hondert vyffentwintich guldens sullen betaelt worden een jaer naer de voergaende paeye, Item moet het voerseyde aultaerstuck staen te Paesschen naestcomende opden verbeurte van vyftich guldens
eens die de voerseyde Mr Janne sullen aen syne capitale penningen gecort worden, in gevalle van faulte. Item moet die voerseyde Mr Jan de stoffe ende voergenoemde steenen vant aultaerstuck leveren 't synen coste, inde voerseyde kercke. Item de fundamenten moeten geleecht worden ten coste van de voerseyde kermeesters tot aen het beginsel van de pedestaelen des voerseyden aultaers. Item moeten deselve kerkmeesters noch becostigen, loodt, yser, metser ende timmerman. Item moet den boghe boven de casse wesen van toetsteen den grond ende achter van gelycken toetsteen, ende het gewelfsel vanden boghe verchiert met engels hoofdden ende roosen van witten albast, de vase daer de casse op staet van witten albast ofte van rooden marmer met syne banden. Dese voerseyde wercken moeten voirts volbracht wesen conform den voerseyden bestecke loffelyck ende naer den eysch vande wercke. Ende dit geloeffden partyen contractanten te achtervolgen, onder de verbintenisse van henne respective persoenen en goeden sonder fraude, Toirconde etc. Actum coram Adam Rademaeckers schepen et me, et similiter Sr Cornelis Vander Geest, desen XXVIn Augusty XVIe negenthiene.
Hans Van Mildert.
Andries Hechts.
Henric Nuyens.
Ja. Van Postels.
1619.
Cornelis Van der Geest.
Adam Rademakers.’
Op 27 September van het volgende jaar werd deze nieuwe autaar plechtiglijk gewijd door Z.H. Joannes Van Malderen, bisschop van Antwerpen, in het bijwezen van het koninklijk kapittel, het