De Vlaamsche School. Jaargang 11(1865)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Een paar fabelen. I. De ezel en de distel. Een distel werd ter neêr gesmeten, Door den woesten noordewind; Een ezel zag 't en sprak vermeten. Ik had nog liever zoo gezwind Dien appelboom zien nedervallen, Omdat hy vruchten zonder tallen Mijn' gehaten meester biedt. Wraak drijft somtijds ver de zinnen: Schoon ze er weinig bij kan winnen, Baart zij veeltijds diep verdriet. II. De os en de vlieg. Gansch vermoeid kwam de osse weder Van 't omploegde korenveld; Op zijn hoornen zat hooveerdig, 't Vliegje in al zijn glans gesteld, En het riep tot 't kruipend miertje; Zie, wij komen van den arbeid! - Ja, 't is zoo! zeî 't wakker diertje, Dat veelal de ware luiheid, Zich met 's anders werk en zweet Onbeschoft bekleedt. L.F. David. Aeltre, 1865. Vorige Volgende