jongste zoon van H. Ruckers, en Andreas Ruckers, waren even beroemd als clavecimbelmakers. Deze speeltuigen munten vooral uit in sterken toon, waren hoogst sterk bewerkt, en allerfraaist beschilderd; zij werden algemeen gezocht. Deze speeltuigen zijn zeer zeldzaam geworden. In het Museum van oudheden te Antwerpen wordt er een zorgvuldig bewaard.
Zie hier wat de geleerde Van Blankenkurg, organist en muziekale geschiedschrijver (geboren te 's Hage in 1654 en aldaar overleden in 1739), in zijn Elementa Musica zegt, over een clavecimbel van Ruckers: ‘Ik heb dezen avond, in 't jaar 1708, een clavecimbel van Joannes Ruckers met twee clavieren van 't jaer 1625 werkstellig gemaakt en de vier registers genoemt Spiretta Unisonus, Ginbalum, Octava, of, om orgelwijs te spreken, Trompet, Bourdon, Restant, Octaef, en om een toehoorder met te meer snelheid door onverwagte veranderingen te konnen verrassen, hebben wij de registers voor aan gebragt om die met een slag van de hand al spelende te konnen verzetten waar door wij bij de clavieren over en weer, en ook te gelijk konden gebruiken.
‘Dit instrument heeft in die tijd zoo veel gerucht gemaakt dat vele Heeren, Prinsen en Ministers zelfs mij hebben d'eer gedaan van mij daar op te komen hooren, en, niet konnende begrijpen hoe 't mogelyk was dat een clavecimbel zoo velerhande uitwerkingen konde voortbrengen.’
De laaste overgeblevene clavecimbelmakers, in Antwerpen zijn J.P. Bul (niet N. Bul) en Johannes Heineman, die wij later in Nederland als orgelmaker aantreffen.
Wij laten hier een uittreksel volgen uit de muziekale reizen van dokt. Burney gedaan in 1772, door België en Nederland, aangaande Ruckers.
‘Antwerpen. In deze stadt, hebben de drie, wegens hunne fraaije clavicymbels in gansch Europa vermaarde Rukkers gewoond; Hans, de vader; Andreas en Johann, zyne beide zonen, die in de roozen van de klankbodems, gemeenlijk tot hunne merkteekens stelden H. of A. of J. De staardstukken van Hans onderscheiden zich door de lieflykheid en volheid des toons, gelyk die van Johann, door den delikaten toon: de groote stukken van Andreas, worden zoo hoog niet geschat, maar zijne kleine, de spiretten en diergelijke zijn uitmuntend. Thans is de beste claviermaker alhier J. Dan. Dalken, uit Hessen, en Bull, een van zijne gewezen leerlingen.’
Niettegenstaande al de verbeteringen die de clavecimbel onderging, was het een ondankbaar en zeer droog speeltuig, en bevreemdend komt het ons voor dat reizende kunstenaars hierop lauweren inoogstten, dat Bach, Kimborger, Dassek, Steibelt, Clementi en anderen, ons zoo vele schoone op dat speeltuig vervaardigde werken hebben nagelaten.
Op het einde der voorgaande eeuw, is het clavecimbel vervangen door het heerlijke speeltuig de Piano, waarin eene gansch andere bewerking voorkomt. De hamers worden ingevoerd en het mager geluid, door perkamentpapier voortgebracht, verdween. De toonen werden sterker en zuiverder, het klavier werd vergroot en nu op zeven octaaf gebracht. De piano werd zoodanig verbeterd en verspreidde zich tot dat punt, dat welhaast de harp en guitaar in de vergetelheid raakten. Een der mannen die het meest hebben bijgebracht tot het volmaken der piano, is Erard; rond 1780 werd de piano in Frankrijk gekend.
In België was het veel later dat dit speeltuig ingevoerd werd. Flebus en Hoefnagels, te Antwerpen, Keusters, te Duffel, Pieter Meyer en Reincke, te Amsterdam, en anderen, vestigden zich hier te lande, maar de pianomakerij was nog wijd ten achter, en er bleef nog veel over om de pianofabriek tot die volmaaktheid te brengen waartoe men nu gekomen is. Onder de uitstekende mannen die hun talent en iever aan den dag legden in de verbetering der piano, moeten wij nog noemen Broodwood, te Londen, Pape, Pleijel en Erard, de jonge, te Parijs.
Sedert 30 jaren heeft België een groot getal pianomakers opgeleverd, maar de eerste die hier zich als goed en solied pianomaker deed kennen is de heer Adriaan Franciscus Mannekens, den 9 Mei 1773 te Eeckeren geboren, zoon van Cornelius Mannekens, organist en onderwijzer te Brasschaat.
Eerst leerde Mannekens het schrijnwerken te Antwerpen en te Brussel, op het laatst der voorgaande eeuw. In het dorpsleven opgevoed, bezat Mannekens eene groote eenvoudigheid, die gepaard ging aan eene strenge levenswijze. Daarenboven was hij zeer gierig en had een goed begrip. Na eenigen tijd te Brussel verbleven te hebben, zond Mannekens vader zijn zoon naar Parijs, hetgeen Adriaan dan ook beviel, met die neiging die hem voor de kunst bezielde, en omdat hij met zoo veel lof hoorde spreken over de pianofabriekanten van Parijs. Bij wie hij aldaar zijne studiën voortzette, hebben wij niet kunnen vernemen. Na verscheidene jaren in Parijs verbleven te hebben, waar hij zelfs eene piano maakte voor eene zijner kennissen, vestigde hij zich te Antwerpen, en weldra waren zijne speeltuigen in de grootste familiën verspreid. Zijne eerste pianos, waarvan er nog heden vele bestaan, en die merkwaardig sterk zijn, waren vierkant en van kleinen vorm. Zij waren gewoonlijk maar van vier en een half octaaf.
Weldra was zijn toestand zoo bloeiend, dat Mannekens ook staartstukken leverde. Het eerste vervaardigde hij rond 1815 of 1816; het werd aangekocht ter gelegenheid van het huwelijk van wijlen mijnen vader Johannes Jacobus Gregoir, met J. Huens, een groot liefhebber van muziek, en die verscheidene instrumenten speelde. Deze piano was van groot model. Op dezelve stond een basson, triangle, eene groote-trommel, en in 't geheel zes voetpedalen. De fabrikatie nam zoodanig toe, dat Mannekens geen werkvolk genoeg kon bekomen. Onder zijne werklieden hebben bijzonder uitgemunt: Pieter F. Peel, geboren te Ryssel, die in 1807 reeds bij Mannekens werkzaam was, en in 1848 in 79jarigen ouderdom overleed, Pieter Eliaerts, A. Strijbos, Joh. Jos. Le Gois (1816) en A.J. Doms.
Mannekens gelastte zich ook met het stemmen van pianos. Hoewel zulks hem eenen kostbaren tijd wegnam, schat men dat hij niet minder dan vyfhonderd pianos vervaardigde.
Het is bijzonder onder het fransch gebied, toen Antwerpen zoo bloeiend was, dat de piano-fabriek van Mannekens zich ontwikkelde. De talrijke concertos en muziekale avondfeesten welke toenmaals te Antwerpen plaats vonden, konden wel niet anders dan eenen krachtigen invloed op het pianomaken uitoefenen.
Mannekens leefde niet uitsluitend voor zijne pianos, maar oefende zich in de geleerde wetenschappen, iets wat hem in staat