Leeraarskring tot volmaaktere boomteeltkunde.
Op zondag 3 Juni had de eerste algemeene zitting van den Leeraarskring tot volmaaktere boomteeltkunde in België, in het lokaal van het Kruidkundig Genootschap te Antwerpen plaats. Dezelve werd, na eene zitting van de bestuurleden, geopend ten 1½ ure onder het voorzitterschap van M. Vict. Van den Hecke de Lembeke, insgelijks voorzitter der koninklijke maatschappij van landbouw en kruidkunde te Gent. De aanwezige personen waren zeer talrijk.
Vooreerst werd het woord aan M. de Beucker gegeven over de inrichting en doel des krings; hij deed de moeilijkheden zien, welke er zouden kunnen ontstaan voor de bestiering van zulken kring, waar, om zoo te zeggen, al de leeraars van het land vereenigd, elk hunner zijne zienswijze en stelsel bezit, doch onder eene goede leiding met oordeel en kennis van zaken, was het toch mooglijk aan zulk genootschap eene goede richting te verzekeren, doch die moeilijkheden verdwenen door den keus van den achtbaren M. Van den Hecke als voorzitter. Deze liefhebber aarzelt nooit zich altoos bereid te stellen wanneer het den vooruitgang en het nut van tuinbouwwetenschappen geldt. Tot hiertoe, zegde M. de Beucker, werd de tuinier niet geteld, zelfs de leeraars werden in de samenleving onopgemerkt gelaten. Thans dat zij zich vereenigd hebben en gezamenlijk zullen werken tot het nut en de verspreiding der wetenschap alom waar het maar mogelijk is, zullen zij de achting die hun toekomt meer en meer verwerven. Van al de werkzaamheden die de kring onder zijne leiding heeft, worden verslagen in het vlaamsch en in het fransch uitgegeven; eindigende deed M. de Beucker aan de aanwezige personen, die geen deel van den kring maakten, zien dat zij nooit beter konden bijdragen tot de algemeene verspreiding en vervordering dezer zoo belangrijke wetenschap dan met zich bij den leeraarskring aan te sluiten.
M. Em. Rodigas nam het woord: hij verhaalde de instelling van den kring, dat na eene vereeniging van de twee jury's der hofbouwscholen van Vilvoorde en Gentbrugge, het bestuur des krings gevormd werd, en dat men het eerste gedacht ervan aan M. de Beucker verschuldigd was. Weldra vond de kring eene bijzondere deelneming bij al diegenen, welke de wetenschap van fruitboomteelt aan het hart ligt, niet alleen in België, maar zelfs nog bij onze naburen, want reeds telt hij op het oogenblik buiten de eere- en briefwisselende leden, 108 werkende deelgenooten. Daar de kring werkt voor de verspreiding der goede leer, werden er drie zijner bestuurleden: MM. Van Hulle, de Beucker en Pynaerts afgevaardigd, om het internationaal hofbouwkundig kongres in Amsterdam (April ll.) bij te wonen en aldaar bij onze naburen het goede stelsel van snoeiing en leiding der fruitboomen in te voeren.
M. de voorzitter verzocht aan M. Van Hulle eenige uitlegging; deze leeraar verhaalde hoe en op welke manier de heeren boomkweekers van Holland bekenden dat zij nog werkelijk veel te leeren hadden in de leiding der fruitboomen, doch de bijzonderste oorzaak dat de oude doenwijze hen nog deerde, komt voort uit het weinige of bijna geen openbaar onderwijs over de fruitboomteelt in Holland. Vervolgens deed M. Van Hulle den bijval zien welke de wortelinting, door M. de Beucker, op het kongres had te weeg gebracht, hij verzoekt dezen laatste zelfs daarvan wat uitleg te geven; M. de Beucker deelde onder andere mede hoe er 14 boomkweekers van Boskoop zich kwamen verdedigen, doch waarvan zij geenszins iets te vreezen hadden, aangezien die heeren eene ongelukkige zaak te verdedigen hadden; eindelijk hebben deze naburige boomkweekers beloofd eene commissie te zullen uitvaardigen, om de bijzonderste fruittuinen van België te bezoeken en alzoo in staat te wezen het goede stelsel bij hen aan te leeren en in praktijk te stellen. De boomteelkunde moet in gansch Europa denzelfden weg inslaan, en hiertoe zal de Leeraarskring geene moeite of werkzaamheden ontzien.
Wij hebben verschillende brieven gezien, door geleerden van verschillende landen aan M. de Beucker toegestuurd, betrekkelijk zijne gehoudene redenen op het congres van Amsterdam. En daar zoo als het spreekwoord zegt: ‘niemand profeet is in zijn eigen land’ spijt het ons dat M. de Beucker nederig genoeg geweest is niet breedvoerig al den bijval mede te deelen die hij daar genoten heeft.
De Leeraarskring is verdeeld in drie afdeelingen: Leeraars, kandidaten-leeraars en beschermende leden. De leden der tweede afdeeling welke verlangen in de eerste te treden, worden aan een vraagstuk onderworpen, dat door het bestuur is aangewezen. Er boden zich in deze zitting drie kandidaten aan. M. Eug. Rodigas, zoon, die, na zijn genoegen over de daarstelling des krings te hebben doen blijken, het voorbeeld aan zijne kollegas wilde geven, hij die reeds het ambt van leeraar uitvoert, door zich aan de voorwaarden des krings te onderwerpen met dezes vraagstukken niet alleen in geheime zitting maar in openbare vergadering te beantwoorden. Hij sprak over de zomerbehandeling der fruitboomen, de innijping en groensnoeijing. Deze heer bewees duidelijk zijne ervarenheid in het vak en deed zijne uitlegging met veel talent. De tweede kandidaat was M. Fauvel, een liefhebber van Gouy-lez-Pietons; hij handelde over de verscheidene middelen om den groei van eenen boom te matigen; over de beweging en bestemming der sappen. De derde kandidaat was M. Van der Vennet, hulponderwijzer te Sleijdingen; deze was een Vlaming; ook zegde hij: na twee fransche aanspraken zal het de toehoorders aangenaam zijn er eene in hunne moedertaal te hooren, want Antwerpen en Gent zijn twee zustersteden en die moeten zich de hand reiken. Nu, deze heer sprak over de algemeene regelen der boomsnoeikunst. Hij ontwikkelde die stof met veel duidelijkheid.
Na de zitting werd er dan ook over de kandidaten beraadslaagd door het bestuur en ze werden alle drie als leeraars aangenomen.