De Vlaamsche School. Jaargang 11(1865)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Mijnen vriende August Cosyn. Geen rijker kroon Dan eigen schoon! K.L. Ledeganck. Wie Vlaandrens taal en zeden mint En vreemd gezwets versmaadt, In eigen schoon zijn wellust vindt En franschgezindheid haat, Dien reik ik broederlijk de hand Als waarden zoon van Nederland. Hij, die voor leus heeft: ‘Vaderroem En taal zijn gansch het volk!’ Die wrekend bliksemt met zijn doen Op 's Lasters vloekbren tolk, Verdient als zoon van 't Vaderland, Mijn broedermin en vriendenhand. Doch wie naar taalontslaving streeft Op 't pad der schoone kunst; Wie slechts voor volksvereedling leeft Geniete hooger gunst; Hem heb ik eer en achting veil En vuurge wenschen tot zijn heil. U dus, August Cosyn, die vrank En hart en geest en vlijt Aan Oudrendeugd en Moederklank, Den Vaderlande wijdt, U bied ik hulde en vriendschap aan; Ontvang mijn offer, 'k ben voldaan. C. Edmond Albrecht. Gent. Maart 1865. Vorige Volgende