De Vlaamsche School. Jaargang 10(1864)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende VI. Het Dietsche vaderland. Zij hebben mij gezegd: ‘Hoe tooit ge Uw gezang niet in een ander kleed? Zóó wordt hij bij uw volk begraven En Frankrijks taal klinkt wijd en breed!’ Maar neen! de taal slechts mijner moeder Is de een'ge waard'ge voor mijn lied! Wil ik voor iedereen ook zingen - In vreemde tale zing ik niet! En is 't dat Frankrijk in de annalen Der aarde in gouden letters blinkt - Mijn land is even groot en magtig: 't Land waar de dietsche tale klinkt! 't Gaat van de Noordzee tot den Donau, Van de Alpen noordwaarts tot aan 't meir; 't Zal zich onwrikbaar eens verheffen Daar 't de eendragt kiezen zal tot weer. O 'k wilde 't in mijne armen knellen En maken het tot één gezin, En - 't vurig aan mijn boezem drukkend Dan zeggen hoe ik het bemin! Vorige Volgende