De Vlaamsche School. Jaargang 9
(1863)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij
[pagina 165]
| |
Tentoonstelling van Schoone Kunsten te Brussel 1863.In onze kronyk hebben wy eenige aenteekeningen medegedeeld over kunstwerken die in de Brusselsche tentoonstelling waren geplaetst en voor
DE DOCHTER VAN JEFTE, IN HET GEBERGTE.
tafereel en teekening van p. van der ouderaa, plaetsnêe van jos. hemeleer. (Zie bladz, 69). onze lezers het meeste belang opleverden. Verder hebben wy onzen dienst aengebodenGa naar voetnoot(1) om de werken onzer kunstenaren te doen graveren; zy die, even als M.P. Van der Ouderaa, zich de moeite zullen geven hunne samenstellingen te teekenen, zullen ze beurtelings zien verschynen; door dien maetregel zal men veel beter over de voortbrengselen onzer schilders kunnen oordeelen, dan door eene drooge beschryving. Het gebouw, ofschoon wederom maer voorloopig, en dat nog al gehekeld werd in de dagbladen, is nogtans een der geschikste die men in de hoofstad gehad heeft. Er waren geene onderscheidingen in de zalen, dat wil zeggen, geene eereplaetsen voor dees of geen slag van tafereelen, iets dat wy ten volle goedkeuren. Er waren geene buitengewoon uitstekende werken, maer men mag, over het algemeen, zeer te vreden zyn; alleen betreuren wy de afwezigheid van werken onzer beroemdheden in de kunst zoo als: de Keyser, Dyckmans, Gallait, Leys, Wappers, Wiertz. enz. Wat ons ook een diep spyt heeft gedaen, is te zien dat er zoo weinige kunstwerken gedurende de opening der tentoonstelling zyn aengekocht geworden, er waren nogtans talryke lieve kabinetschilderyen als daer zyn die van M. Eugeen de Block, M. Herman ten Kate, M. Platteel, M. de Bruycker, M. Ruyten, M. David Col, en een aental anderen. Dan met veel genoegen hebben wy vernomen dat M. de Braye, koopman te Antwerpen, een aenkoop gedaen heeft van een schoon landschap, en M. Couteaux van Brussel, van een tafereel van M.A. Marckelbach. Het schynt ook dat er maer een klein getal aktiën genomen zyn; ons dunkens zou dit wel hieruit kunnen voortspruiten, dat de keus van het onderwerp der gravuer welke men als premie den aendeelhouderen aenbood, niet zeer gelukkig was. Wy hopen in het belang van de kunst, en tot welzyn en aenmoediging der kunstenaren, dat men in de aenstaende tentoonstelling van Antwerpen, in 1864, ter gelegenheid van het 200jarig jubelfeest der instelling der Akademie, meer aenmoediging en meer liefhebbers vinden zal. |
|