De Vlaamsche School. Jaargang 9(1863)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende De Vlaamsche zang Muziek van Julius de Vulder. (Recitatief.) Wat ruischt daar, klimt en klinkt als 't grootsch gezang der orgele, En plechtig als 't gebrom der golven van de zee, Wat lied van hartlikheid en vreê Stijgt op uit dorp en steê, Uit teêre maagdenborst en mannelijke gorgelen? Wat zoete wensch, wat vrome beê Doet jongeling en grijsaard knielen, Mag d'eer met wil en kracht, en dees met hoop bezielen, En voert de koudste harten meê? (Aria.) Luistert! 't is het vlaamsche lied Dat begeestert ziel en zin, En uit warme boezems schiet, Tolk des herten, taal der min, Lied dat vrij- en grootheid ademt, Voor- en nageslacht omvademt Als in zachten roozenband: Stem en beê voor 't Vaderland. Is het liet dat hoû' en trouw Met den volken leeft en streeft, Dat als frissche en vruchtbre douw 't Hart versterkt en troosting geeft, Dat in 't uur van nood en schanden 't Volk verschoppen leert zijn banden, En het overwinnen doet, Of leert sterven, groot van moed! (Slotzang.) Klinkt en klimt, o forsche zangen! Uit de dichte en trouwe rangen, Onbevlekt en onbevangen Als den nederlandschen geest; Drijft en davert over duinen, Over bosschen, vloeden, puinen, Over dorp en stedekruinen Tot het aardrijk zij geweest! Fr. De Potter. Gent. Vorige Volgende