De Vlaamsche School. Jaargang 8
(1862)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij
[pagina 133]
| |
Bydragen tot de geschiedenis der kunstplegtigheden van antwerpen
| |
[pagina 134]
| |
overlieten, en alzoo de gelukkige hoedanigheden die hem onderscheiden, ten nutte maken. Zeer jong zynde, leerde hy van zynen oom, Franciscus Verdussen, zich overal nuttig te maken, en zich byzonderlyk toe te wyden aen de Maetschappy van Schoone Kunsten, waervan Verdussen in 1811, een der medestichters, en tot het einde van 1850 een der ieverigste leden was. Het is onder deze bescherming dat M. Cuylits op 24 April 1835 als aenwezig lid ontvangen werd, en byna te gelyker tyd werd hy aen de besturende commissie geroepen in hoedanigheid van mede-geheimschryver; hy vervulde deze taek tydens de tentoonstellingen van 1837 en 1840. Hy bleef raedslid gedurende de tydruimtens van 1841 tot 1844, van 1844 tot 1847, van 1847 tot 1850. By het vertrek uit Antwerpen van M. Laurentius Veydt, werd hy tot ondervoorzitter gekozen, voor de tentoonstelling van 1852. M. de baron J.J.R. Osy, die M. Verdussen opgevolgd had, zich in 1853 van het voorzitterschap willende ontdoen, uithoofde zyner veelvuldige bezigheden als vertegenwoordiger van Antwerpen in de 1e wetgevende Kamer, riep de Maetschappy in zyne vervanging M. Cuylits, die sedert niet opgehouden heeft dit ambt te vervullen. Hy bestuerde in deze hoedanigheid de tentoonstelling van oude kunstvoorwerpen in 1854, gehouden ter gelegenheid van het 400 jarig jubelfeest der St-Lukasgilde, de dryjarige tentoonstellingen van 1855, 1858 en 1861, en het zal onnoodig zyn te herinneren met welken goeden uitslag; ook heeft het niemand verwonderd dat Z.M. den Koning, door besluit van 18 October 1861, den voorzitter der Maetschappy ter aenmoediging van Schoone Kunsten tot officier van zyn orde heeft benoemd. Geene onderscheiding werd meer verdiend, en het was met eene ware vreugde voor de ontelbare vrienden die in verschillende standen en omstandigheden de opofferingen van M. Cuylits hebben kunnen beseffen, even als zyne onvermoeibare werkzaemheid, de breedheid van zynen geest, de leiding zyner doenwyze en de zekerheid zyner onderhandelingen; alle deze hoedanigheden doen ons hopen dat hy nog vele jaren zal voortgaen het zyne by te dragen aen de Maetschappy, waervan hy thans een der oudste leden is. M. Cuylits vervult nog velerlei andere ambten van opoffering;Ga naar voetnoot(1) onder anderen zullen wy dat slechts van raedslid der Koninklyke Akademie noemen welk hy van 1849 tot den dag van heden vervult; dit is alleen en onmiddelyk in betrekking met de schoone kunsten, waer hy altyd en overal de belangen van verdedigt. Onnoodig te zeggen dat hy in 1861 als voorzitter der Maetschappy van Schoone Kunsten en als ondervoorzitter en schatbewaerder der algemeene Feestcommissie oneindig bydroeg tot het welgelukken der kunstfeesten. |
|