De Vlaamsche School. Jaargang 7
(1861)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– AuteursrechtvrijAndoverpum en Burdigala.‘Antwerpen en Bordeaux! - Wat reden om deze twee koopsteden, door een paer honderd mylen van elkander gescheiden en in twee verschillige landen gelegen, in een artikel te vereenigen?’ Zie daer, bedriegen wy ons niet, de eerste vraeg, die menigeen, by het lezen van het opschrift dezes artikels, zich doen zal. Inderdaed, wy zyn niet gewoon, by den vreemde onderwerpen van studie en beschouwing te gaen zoeken, daer onze eigen bodem, hoezeer door de naburen ook afgeknabbeld en verbrokkeld, in zynen kleinen omvang nog steeds eene onuitputtelyke bron van leerryke bespiegelingen in alle vakken is gebleven. Wat behoefte bestond er dan, om aen de krakkers van de oevers der Garonne stoffe tot een onderwerp te vragen? Hebben wy hier niet Gent en Luik, Amsterdam en Rotterdam, Keulen en Hamburg, om te bestudeeren en te compareeren? Stellig, ja; en, zonder ons te ontveinzen, dat Andoverpum met Gandavum of Legia, met Tornacum of Ultrajectum beter effect zou gemaekt hebben by diegenen voor welke het steeds om het lieve vaderland te doen is, zy het ons vergund uit te leggen, door welke omstandigheid wy geleid werden, om de hoofdstad van het oude Aquitania nevens degene van ons Marchionatus Sacri Romani Imperii te stellen. Dan, het is ook geene lange noch ingewikkelde historie, en de lezer is ter zake, als hy weet, dat de toezending van eenen kleinen quarto-bundel er niet vreemd aen is, zonder dat het echter mogelyk zy voor | |
[pagina 163]
| |
alsnu te bepalen, of dit dienste of ondienste kan heeten. Voor het overige, wy laten dit punt gaerne aen het oordeel van diegenen, welke het geduld zullen hebben tot het einde des opstels toe te lezen. Maer alle beginsels zyn moeijelyk, byzonder in dezen, en vreezen wy, dat velen zich by den eersten stap zullen laten wederhouden op het gezigt van eenen ouden franschen barreel, welken wy verpligt zyn hun in den weg te stellen en welken men echter volstrekt over moet, wil men zich omtrent de hoofdkwestie onzes opstels nader vergewissen. Deze barreel is trouwens niets anders dan de wydloopige titel des gedachten bundels, luidende als volgt: L'ANTIQVITÉ Onze eerste gedachte, by het ter hand nemen van dit boek, was dat wy een' tegenhanger van Guicciardini's Descrizione of van Gramaye's Antiquitates voor hadden, doch de inzage overtuigde ons spoedig, dat het onderwerp in het algemeen wel hetzelfde, maer zyne behandeling zeer verschillende was. Edoch, de stoffe door Gramaye in vier boeken uitgebreidt, wordt door Vinetus in een honderdtal paragrafen besloten en by wyze van discours voorgedragen. Met Guicciardini is de vergelyking nog minder mogelyk; immers, deze is in zyne Beschryving van Antwerpen, ten aenziene van de oudheden onzer stad, zoo oppervlakkig, als hy zich anders uitvoerig toont omtrent haren toenmaligen politieken en handelsstaet. Naer luid van den titel, welken wy daer zooeven hebben afgeschreven, heeft de Antiqvité de Bovrdeavs by des schryvers leven de eere eener tweede uitgave gehadGa naar voetnoot(1). Desniettemin was de eene editie zoo zeldzaem geworden als de andere; in geheel Bordeaux waren er slechts drie exemplaren van te vinden, als de heer Henry Ribadieu voorleden jare eene nieuwe uitgave bezorgde, welke regt getrouw mag heeten, dewyl zy de oorspronkelyke niet alleen volgens tekst en formaet, maer ook met drukletters, gelinten, sieraden en staertstukken heeft wedergegeven. Het is van deze uitgave, dat wy ons by het onderhavige opstel bediend hebben. De uitgever heeft ze begeleid met een berigt over den schryver en zynen tyd, en hy kenschetst dezes arbeid in twee woorden, zeggende: C'est le premier livre qui traite de l'histoire de Bordeaux, et peut-être encore le meilleur. By deze verzekering, en op het gezigt van het fraeije plan van Bordeaux in 1565 door Vinetus zelf opgemaekt naer een ander van 1550, hetwelk ons herinnerde aen het plan van Antwerpen omtrent denzelfden tyd door Virgilius Bononiensis vervaerdigd, hebben wy het boek tot het einde willen lezen en zyn voor onze moeite niet slecht beloond geweest. Hetgeen ons daerby vooral trof en moest treffen, dit was de zonderlinge overeenstemming van ettelyke historische en topographische beginsels van Antwerpen met degene van Bordeeus, zooals wy deze stad in ons middeleeuwsch vlaemsch genoemd vinden. Meermalen zou men zeggen, dat die beginsels in denzelfden vorm gegoten of naer elkander doorgetrokken zyn, zoo net is somwylen de gelykenis, en het is deze gelykenis, welke wy in ons opstel byzonder willen toetsen. En vooreerst blykt de opkomste der beide steden even duister te wezen, doch dit hebben zy met de meeste anderen gemeen en zullen wy er dan ook niet by verwylen. Alleen willen wy aenmerken, dat even als men in de Ambivariti de oorspronkelyke bevolking van Antwerpen heeft vermeend te erkennen; zoo ook heeft men de Biturigi voor de aenleggers van Bordeaux willen doen doorgaen, Biturix, zegt Vinetus, het opschrift van eenen zerksteen ophelderende, c'est le premier nom des anciens Bourdelois. Jammer dat onze geestige Goropius Becanus zulks niet geweten hebbe, want wy houden voor vast, dat iemand die in staet is, om in de Ambivariti de samentrekking of ineensmelting van Ambacht van Ryten te zien, in Butirigi gewis Boter-ykers of wel Botterikken zou hebben gevonden. Hoe het zy, zeker is het, dat Burdigala zyne wieg eenige eeuwen hooger in de oudheid mag plaetsen dan Andoverpum, 't welk slechts nog eene brok, - eene verminkte poort, - van zynen raedselachtigen burg kon aentoonen. Bordeaux heeft echter weinig meer behouden van de monumenten, die getuigen van zynen bloei en welstand onder de romeinsche heerschappy. Van de twee voornaemste: Tutela's pilarenGa naar voetnoot(1) en Galianus paleis, zyn de eersten geheel weg, en van het laetste staet slechts nog de hoofdpoort met enkele muerbrokken overeind. Voor het overige, indien Antwerpen geen bewys van een zoo oud bestaen kan aenvoeren, de volkspoëzy gunt het de sage van Druon Antigon, dien growwelyck groten riese, welke zy ons als den stichter der stad en tydgenoot van Cesar afmaelt. Jammer, dat tot deze vinding het slechte woordenspel van het handwerpen behoort, 't welk de vermeende stichter alzoo als de type van eenen ongastvryen burgheer voorstelt. De figuer van den bordeenschen ridder Huon is dan ook oneindig aenvalliger, ten minste als wy hem beschouwen gelyk Wieland, | |
[pagina 164]
| |
hem ons in zynen Oberon heeft afgebeeldGa naar voetnoot(1); want de toover- en ridder-romans, van welke deze preutschaert van Karel den Grooten de held is, kennen wy tot dus verre niet. Doch laten wy deze oude grollen varen en tot iets stelligs komen; beschouwen wy de ligging der beide steden aen den zoom van groote en bevaerbare stroomen. Voor handelsplaetsen, het is waer, is zulke ligging eene natuerlyke en onontbeerlyke vereischte; maer is dit punt van topographische overeenkomst in den gewoonen regel, het is het eenigste noch het belangrykste niet, en eene nadere beschouwing van het terrein deed ons andere gelykmatigheden ontdekken. Alzoo heeft Burdigala, even als Andoverpum - wanneer dan ook beide begonnen - eene rietsudde te midden van een uitgestrekt moeras tot bakermat gehad. De dochter der Garonne ligt aen den linkerboezem van de voedster harer welvaert, gelyk degene der Schelde aen den regterzoom harer handelsbron; beiden leunen met den rugge tegen dorre en kale zandheiden, Antwerpen tegen de Kempen, Bordeaux tegen de Landes; de eene haven is 17, de andere 18 uren van de zee. De Garonne en de Schelde leveren zonderlinge trekken van overeenkomst op: de lengte, breedte en diepte der beide stroomen verscheelt weinig; beiden, na de schatting van eene menigte rivieren te hebben ontvangen, voeren eene magtige watermassa naer den Oceaen; maer alvorens zich met denzelven te vereenigen, veranderen zy beiden van naem, de Schelde, althans derzelver westerarm, neemt beneden Lillo dien van Honte aen; de Garonne, na te Bourg, eenige mylen beneden van Bordeaux, door de Dordogne te zyn vervoegd geweest, ontvangt de benaming van Gironde. Zoo verre de beide stroomen, waerby nog mag gevoegd worden, dat de reede, welke de Garonne voor Bordeaux vormt, in ruimte niet behoeft te wyken voor de uitgestrekte waterkom door de Schelde voor Antwerpen beschrevenGa naar voetnoot(2). Bordeaux, welks bestaen onder de Romeinen niet kan betwyfeld worden, en dat na het verval des Keizerryks achtervolgens het niet zeer vriendelyk bezoek der West-Gothen (412), der Franken (507) en der Sarracenen (729) had ontvangen, trof by den noordschen inval hetzelfde lot als Antwerpen: de twee steden werden verbrand en verwoest, Antwerpen in 837, Bordeaux in 851. Daerna liep het meer dan eene halve eeuw aen, eer beiden zich herstelden en hunne gevlugte inwooners durfden weder komen; maer de nevelen, welke hier de geschiedenis omhullen, laten niet toe met eenige zekerheid te bepalen, of deze wederkomst vóór het einde der ixe of in het begin der xe eeuw plaets had. In de xiie eeuw, als de duisternis een weinig begint op te klaren, werden onze beide steden byna gelyktydig tot het gemeente-leven geroepen. Nevens Antwerpen, hetwelk omtrent het midden dier eeuw in bezit was van een schependom, vindt men Bordeaux bestuerd door eenen maire (major 1173) en waerschynlyk was deze door gezwoornen (juratts) bygestaen, doch hiervan heeft men slechts bewyzen in de volgende eeuw, door twee brieven van den koning van Engeland.Ga naar voetnoot(1) Deze bordeeusche gezwoornen waren, gelyk de antwerpsche schepenen, in den aenvang ten getalle van twaelf; hunne functiën, even als degene van deze, waren tweederlei: bestuerlyk en regterlyk. Bordeaux, dat onder de Romeinen de hoofdstad der provincie Aquitania secunda is geweest en door Strabo geroemd word als reeds van in de ie eeuw eene vermaerde koopstad (emporium celebre), waer in de ivo eeuw, nevens een bisschopstoel, een niet minder beroemd kollegie bestond, van hetwelk de dichter Ausonius het schoonste sieraed was; Bordeaux, zeggen wy, was toen nog klein van omvang; de grond binnen de romeinsche muren begrepen, was niet veel uitgestrekter dan de kuipe onzer Burgt, maer zal mogelyk digter bebouwd geweest zyn. (Wordt voortgezet.) L.C.S. |
|