Jan Steen.
Jan Steen is een der kunstenaren wiens daden door de verhalen van Campo Weyerman, Houbraken, enz., in een valsch daglicht zijn geplaatst. Dank aan de nasporingen des heeren T. Van Westrheene, wordt den meester eindelijk recht gedaan; de hem ten laste gelegde beschuldigingen zijn allen een voor een, vernietigd. Men oordeelt:
‘Jan Steen, zegt
teekening van hubert meyer.
de heer Van Westrheene, werd te Leiden geboren, waar zijn vader Havick (en niet te Delft, zoo als Houbraken, en na hem Nagler, Füssli, Ch. Blanc, e.a. hebben verzekerd) bierbrouwer was. Niet alleen blijkt de familie Steen behoort te hebben tot de gegoede burgerij, maar wij vinden meer dan een van hare leden gehuwd of verwant aan bekende deftige geslachten van dien tijd en in die stad. Wederom in tegenspraak met Houbraken, en dit maal met alle andere schrijvers, die het jaar 1636 als dat van zijne geboorte aannemen, acht ik het vrij zeker dat onze schilder tien jaren vroeger het levenslicht moet hebben gezien. Er is geen reden om de waarheid in twijfel te trekken van Campo Weyermans verzekering, dat Jan Steen eerst door Nicolaas Knuffer en vervolgens door Adriaan van Ostade te Haarlem in de kunst werd opgeleid. De onderstelling zelfs nog door Immerseel gedeeld, dat ook Adriaan Brouwer tot zijne leermeesters zou hebben behoord, wordt ongerijmd, wanneer men bedenkt dat deze reeds in 1640 te Antwerpen overleed. Inderdaad meent men den invloed van Ostades voorbeeld, vooral ten opzichte van het koloriet, in de extérieurs van Jan Steen te herkennen. Ook aan den haagschen schilder Jan van Goijen wordt de eer toegeschreven van medegewerkt te hebben aan de artistieke vorming des genialen jongelings, die weldra zijn schoonzoon werd. Den 19
n September 1649 werd Jan Steen de bruidegom van Margaretha van Goijen, en in het aloude register op het stadhuis te 's Gravenhage, waarin ons die datum is bewaard, wordt tevens die van den 3 October d.a.v. als dien van zijn trouwdag vermeld.’
En verder:
‘Ik onderstel, dat Margaretha van Goijen toen ook nog (in 1668) leefde. Vier kinderen, Taddeus, Cornelis, Catharina en Johannes waren uit dit huwelijk gesproten. Lang kan zij niet meer geleefd hebben na de vestiging in Leiden, en zoo ooit het gezin van den schilder beantwoord heeft aan hetgeen men zich denkt bij het traditionele gezegde: een huishouden van Jan Steen, dan moet het na Margarethaas dood zijn geweest. Waarom zou echter het spreekwoord niet even goed kunnen ontleend zijn aan zijne schilderijen als aan zijn leven? Hoe 't zij, een tweede huwelijk scheen wenschelijk. Maria van Egmont weduwe van een boekverkooper of boekdrukker, Nicolaas Herculens, werd de vrouw van Jan Steen.. In 1674, vervolgt de heer Van Westrheene, werd uit dit tweede huwelijk een zoon, Theodorus genaamd, geboren.
De laetste jaren van zijn leven werden door Jan Steen aan de kunst en aan een vrij levendig verkeer met zijne vrienden en kunstbroeders Brekelekamp, Arij de Vois (waarschijnelijk aan hem verwant,) Jan Lievensz en Fransz van Mieris gewijd. Hy overleed in 1679 en werd den 3 Februari van dat jaar in de St-Peeterskerk te Leiden begraven.’