Muziekael overzigt.
Otto Nicolaï.
Komponist, gestorven in Berlyn, 11 mei 1849, in den ouderdom van 40 jaren.
Op den franschen schouwburg van Antwerpen, gaf men kort geleden les Joyeuses Commères de Windsor, romantisch opera van O. Nicolaï. Het zou moeijelyk zyn al de merkweerdigheden van Nicolaï's partitie aen te halen, in welke de melodische overvloed schynt te vermeerderen, naermate het tooneelwerk vordert; evenwel zullen wy de ouverture afschilderen als kunnende wedyveren met de schoonste van Weber, als orchestratie en als harmonisch en melodisch gedacht. Het ensemble is van eene verrukkende vrolykheid. De orchestratie bewyst eene volledige kennis van de ordering der instrumentael muziek, niet alleen door het goed gebruik der helklinkende toonen, maer door de afwezigheid van dat onnuttig gedommel, dat vele der hedendaegsche toonzetters, om het ledige der gedachten te bewimpelen, gebruiken. Op 1 april gaf men het groote opera in vyf bedryven le Templier, van denzelfden komponist. Dit opera werd voor de eerste mael in het italiaensch, te Rome, gegeven, (vertaling van Danglas,) toen Nicolaï deze stad bewoonde en leerling was van den geleerden Baini, kapelmeester der Sixtynsche Kapel. Veel byval had de schoone muziek van dit stuk. De koren zyn meesterlyk behandeld. Wat vindingsgeest en eigendommelykheid betreft, geven wy den voorkeur aen de lustige Weiber von Windsor, dat in Duitschland op alle schouwburgen gespeeld wordt; maer als grootheid en verhevene gedachten beviel ons meer de Tempelridder. Verscheidene aria's, cavatines en romanzen werden zeer toegejuicht. Een septuor van grooten indruk werd met daverend handgeklap begroet. De koren werden gezongen met juistheid en flinke koenheid; kortom, Nicolaï is een kunstenaer van groot talent die het oprecht theater-muziek verstaet. Talryk zyn zyne kompositiën, zeer weinige zyn echter tot nog toe in druk verschenen. Deze twee operas zyn in Berlyn en Parys
uitgegeven.
De dood van Nicolaï maekte grooten indruk te Berlyn. Als koninklyke orchest-directeur en lid der Akademie, bekleedde hy eene schoone plaets. Zoo als niet anders te verwachten was, hadden al de leden van het opera, van het koor en orkest zich tot de bywooning der begrafenis-plegtigheid in het huis van den afgestorven vereenigd. De heer muziek-directeur Wiepsecht ontving het lyk met een muziekkorps dat het korael: Jesus Meine Zuversicht blies, en vervolgens den grooten toondichter naer het graf geleidde.
Daer waren het Dom-Koor en het personeel van het opera geplaetst, die gezamenlyk het treffend koor Rasch trift der Tod den Menschen an waervan het effekt, daer het zoo zeer voor de omstandigheid gepast was, zeer indrukwekkend zyn moest.
Byna geen oog bleef zonder tranen. En is het niet eene groote smert, als een met talent begaefde kunstenaer in de kracht des levens, daeruit zoo plotseling met geweld wordt weg gerukt?
Nicolaï overleed schielyk aen eene sterke bloedstorting.
Edouard Grégoir.