De Vlaamsche School. Jaargang 6
(1860)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– AuteursrechtvrijAlgemeene tentoonstelling te Brussel.
| |
[pagina 195]
| |
David Bles van 's Hage blyft immer de geestige kunstenaer wiens talent wy sedert jaren waerderen; zyn Muziek van liefhebbers, zyn Lezend Meisje, zyn Meester en Leerling, zyn den begaefden kunstenaer weerdig. Robert-Fleury, de befaemde paryzenaer, heeft twee schilderyen gestuerd: De byeenkomt van Julius II en Michel-Angelo te Bologna en De lezing, onder Clemens VII, van het beruchte formulier over het boek van Jansenius; beide stukken zyn met geest behandeld; de typen, de kleedy zyn grondig bestudeerd; de kleur is pryzensweerdig. De Groux heeft zich dit jaer op eene nieuwe wyze vertoond; zyn Keizer Karel de laetste H. Sakramenten ontvangende, is eene schoone schildery waerin eene diepe gedachte doorstraelt; het is eene ernstige schepping op eene ernstige wyze behandeld. Zyn Junius te Antwerpen predikende is eveneens een welgeschilderd doek, en ofschoon wy geen vollen vrede hebben met de uitdrukking van eenige figuren, wenschen wy echter den meester geluk over zyn voortreffelyk werk; het onderwerp is ontleend aen Motley; wy behouden voor later de bemerkingen die het in ons heeft opgewekt. Een Antwerpenaer, aen de lezers der Vlaemsche School goed bekend, de heer J.B. Huysmans zond twee tafereelen: Eene nieuwe echtgenoote in het Harem (Syrië) gebracht, en eenige Egyptiaensche Vrouwen een zothuis bezoekende. Over het eerste dezer stukken is reeds vroeger, en op eene gunstige wyze, in dit tydschrift gehandeld; het tweede is eene goede samenstelling met kracht uitgevoerd. De typen zyn gelukkig gekozen; de kleedy met nauwgezetheid gevolgd; daerenboven heerscht er over het gansche een echt lokale toon, die ons met het gedacht in die streken roept, waeruit de kunstenaer zoo vele schilderachtige onderwerpen heeft medegebracht. Buiten twyfel is dit stuk een der schoonste die wy van den heer Huysmans te zien kregen. Wanneer wy den naem van den heer Slingeneyer hooren noemen, dan denken wy immer aen de voortreffelyke samenstelling: de St-Barthelmeesnacht die wy over jaren in de zalen eener Antwerpsche tentoonstelling te zien kregen; met recht werd alsdan den kunstenaer eene schoone plaets in de rei der Vlaemsche meesters geschonken. - Hebben wy ook vrede met de stukken die wy in de Brusselsche Expositie hebben ontmoet? Met den jongen Martelaer, ja; met den zegeprael van Clodio, en den Stryd in zee, neen. Het eerste dezer tafereelen, is eene hertroerende schepping, vol poëzy, en gelukkig behandeld; - het tweede integendeel is eene styve studie, terwyl het derde, in weêrwil zyner verdiensten, in het overdrevene valt. Even als Slingeneyer, heeft Mergaert, een der laureaten der Koninklyke Akademie van Antwerpen, eene schildery gezonden waervan het onderwerp aen de eerste tyden van het christendom is ontleend. Zyne Christenen aen de wilde dieren geleverd, is en blyft eene goede samenstelling, en met genoegen hebben wy bemerkt, dat zy in de zalen der brusselsche expositie het zelfde belang blyft inboezemen dat zy by hare vertooning te Antwerpen heeft opgewekt. De dood van Cesar, door Gérome, is eene dier compositiën die den toeschouwer, doen mymeren. Wy zien, wy voelen ons in het tydstip des romeinschen veldoversten, zoovele waerheid heerscht er in dit doek. - Die verlatene zetels; die senators die met opgehevene zwaerden het tooneel hunner wraek begeven - en dáer, op het voorplan, alleen, verlaten, het bebloede lyk van hem, die eenige stonden vroeger, zyne moordenaren deed beven - dit alles eenvoudig, natuerlyk uitgedrukt, sleept den geest als het ware, in eene gansch andere wereld! Wie heeft de stukjens door den heer Constant Claes, van Tongeren, aenschouwd en den kunstenaer geen geluk gewenscht over zyne welgekozene onderwerpen? zyn goede Pastor is een echt pereltje; het is eene samenstelling vol poëzy; men groet met liefde dien braven ouden herder die twee arme, in het bosch verdwaelde kinderen, naer de wooning hunner ouderen terugleidt. De vrouw van den verkwister, en de teruggevondene dochter wekken niet minder ons belang op. Breton is een kunstenaer die sedert jaren onze achting bezit; de schilderyen die hy in de tentoonstelling heeft geplaetst, zyn vol waerheid; de onderwerpen zyn gelukkig gekozen en op eene edele wyze uitgedrukt; de type van het meisje is ons op verscheidene van 'schilders voortbrengselen voorgekomen. Van den befaemden schilder Adolf Dillens zagen wy vier stukken: een kinderportret, dat zeer machtig van kleur is; twee genrestukken: Hoe men het warm krygt, - als het koud is, en het venster der geheimen, beide geestige voortbrengselen vol natuer en leven; eindelyk den Aenslag van den hertog van Alençon op Antwerpen, een geschiedkundig tafereel, op eene breede schael bewerkt en waervan de uitvoering met meer dan eene moeijelykheid moet zyn gepaerd geweest. De heer Dillens heeft aen goede bronnen geput; zyne samenstelling is echt historisch; de kleedy zyner persoonaedjen is getrouw; daerenboven is dit stuk met een fiks penseel behandeld; alleen door de menigte voorgestelde stryders, heerscht er eene zekere verwarring die de kunstenaer, met eenige toetstsen, licht zou doen verdwynen. Amedée Bourson is een goed portretschilder; men zegt dat het Afbeeldsel van M.P....... zeer gelykend is. Herman Ten Kate is immer de begaefde kunstenaer wiens tafereelen ons een echt genoegen baren. Er is leven in zyne samenstellingen; zyne Patriotische zangen, zyne Inlyvingen, zyn Verhael des gevechts, zyn Oorlogsraed, zullen eene schoone plaets in de kabinetten der fyne kunstkenners bekleeden. Josef Israëls van Amsterdam, is een diep denker, die treffende oogenblikken kiest, en deze met smaek enk unde weet terug te geven. het Lot eener vrouw, de oude moeder Margarita, In fortunata en Een rustig huisgezin, zyn stukken die de aendacht van al de bezoekers hebben opgewekt. Bruin en blonde van Adolf Jourdan, is eene goede studie, de typen zyn allerliefst. - Den zelfden lof mogen wy aen de Romeinsche vrouw van Emilius Lecomte toezwaeijen, die voortreffelyk is. Jan Ruyten, van Antwerpen is een onzer verdienstelyke kunstenaren; keurig teekenaer, goed kolorist, bezit hy de hoedanigheden des vlaemschen schilders. Wekte zyn tafereel, de Beeldenstorm, in de vroegere Antwerpsche tentoonstelling, de algemeene aendacht op, zyn Merten Schenk, het dorp Berck in Gelderland, bezettende, bezit niet minder weerde; het is een goed stuk, dat den meester tot eer verstrekt. | |
[pagina 196]
| |
Eene kermis te Scheveningen, en Hollandsche visschers, van Verveer, zyn belangryke samenstellingen; evenzoo de Begraving van een trappist, door Meunier, ofschoon het onderwerp voorzeker niet zeer aentrekkelyk is. Er heerscht eene zoete harmony in dit stuk. Franz Vinck zond twee stukken: de Zaligmaker by Martha en Maria, een tafereel dat door het Staetsbestuer voor eene kerk is bestemd, en de Vallei der Califen te Caïro, dat wy te Antwerpen mochten zien en dat eene goede herinnering is van de reis door den kunstenaer ondernomen. De kerkgezichten van J. Maswiens zyn pryzensweerdig; de perspectief is wel begrepen, de kleur juist. L. De Winne, van Gent, is een der portretschilders waerop onze hedendaegsche vlaemsche school mag fier zyn; de stukken die hy ter Brusselsche tentoonstelling heeft gestuerd en waervan het eene Z.M. den koning Leopold, een tweede M.S...... en het derde den bouwmeester Roelandt voorstelt, houden de faem staende die de kunstenaer zich in zyn vak heeft verworven. Onder de stukken die Mej. Henriette Ronner, van Brussel, heeft gezonden, zien wy vooral den Zandverkooper die den deelgenoot van zyn lyden (zyn hond) beweent; de kleur van dit tafereel is krachtig. Het Vereenigingteeken door Luminais, van Parys, bezit groote hoedanigheden. Wanneer over weinig tyds de heer B. Weiser twee zyner laetstgeschilderde tafereelen te Antwerpen ten toon stelde, dan hoorden wy deze stukken algemeen pryzen; de twee schilderyen: de Rust der Korenmaeisters en Zonder rustplaets, bevinden zich thans te Brussel en zeer bevoegde kenners zwaeiden hen eenen welverdienden lof toe. Wy wenschen den heer Weiser geluk over den weg dien hy heeft ingeslagen. Dergelyke dichterlyke onderwerpen moeten immer het hert roeren. Minguet is buiten twyfel een onzer meest begaefde gezichtschilders; zyn Huwelyk van heer Rogier van Leefdael in de collegiale van Herenthals, in 1575; zyn Buitengezicht diens tempels (XVIe eeuw), zyn wel begrepene en wel uitgevoerde samenstellingen. De kleur is machtig en doet ons de mannelyke schildering der meesters van vroegere tyden herrinneren. Grund van Weenen heeft een dier stukjens gezonden aen het huisselyk leven ontleend welke de ziel met een zoete gevoel treffen. Het feest des dorpspastoors is eene lieve schepping. De begaefde kuntschilder J. Gérard heeft een aental ontwerpen (cartons) geleverd voor muerschilderingen in de lagere scholen, voor het aenleeren der vaderlandsche geschiedenis. Wy wenschen den kunstenaer over zyne gedachte geluk, en dat zyn werk voortreffelyk is, getuigt genoegzaem het verslag der byzondere kommissie welke gelast is geweest de scheppingen des heeren Gérard te onderzoeken.Ga naar voetnoot(1) Winterhalter heeft wederom een dier portretten tentoongesteld welke de faem dezes kunstenaers op zulke stevige gronden hebben gevestigd. Het afbeeldsel van Gravin V... is grootsch behandeld. Doch werpen wy eenen blik op de zeegezichten en landschapschilderingen. De tentoonstelling bezit er een aenzienlyk getal, en moeijelyk zou het zyn, eene afzonderlyke aenteekening over elk hunner mede te deelen. Zeggen wy dus alleenlyk dat onder de stukken die in dit vak het meest onze aendacht hebben gevestigd, wy de werken moeten melden van Meyer, Achenbach, Hildebrand, Hiddeman, Frère, Calame, Humbert, Bilders, Baudit, Stortenbeker, Böttcher, Zimmerman, Dupré, Hanedoes en Ziem, alle kunstenaren uit den vreemde; onder de Belgen vinden wy: Verboeckhoven, Fourmois, de Schampheleer, de Knyff, Lamorinière, Verbeeck, Fuchs, Roeloffs, Keelhoff, de Winter, Roffiaen, Ligny, Quinaux, Clays, die in de verschillende onderwerpen welke zy hebben behandeld, blyken van een ernstig talent hebben gegeven. De beeldhouwkunde, die ryke tak onzer vaderlandsche school heeft, even als de schilderkunst, in de brusselsche tentoonstelling, zeer achtingweerdige vertegenwoordigers; wy teekenen onder anderen aen het heerlyke afbeeeldsel van Rauch door Rietschel, een echt meestertuk, waervan reeds vroeger in de Vlaemsche School werd gesproken. De Liefde van Fiers; de Jonge Napolitaen door Sopers, een beeld dat de eer genoot in een fransch kunstblad in gravuer opgenomen te worden; het Jonge meisje van Frison; Chactas door Gruyère; de Verwachting van J. Braekeleer waervan reeds vroeger in dit tydschrift werd gehandeld; Van Maerlant van Pickery, model van het aen den dichter opgerichte gedenkteeken te Damme; de Borstbeelden door Wiener; de Overwinnaer door Th. en J. Geefs, Paris en Helena door Clesinger, enz. Uit dit bondig verslag, zal genoegzaem blyken dat de brusselsche tentoonstelling een ryke voorraed van ernstige scheppingen bezat; zoo wel in het Geschiedkundig vak, als in het Genre, in het Landschap, in de beeldhouwkunst, was onze school er op eene weerdige wyze vertegenwoordigd; daerenboven toonde het aenzienlyk getal werken, welke uitbreiding het kunstgevoel in alle landen, maer voornamelyk in het onze, verkrygt. Buiten twyfel waren alle geene meesterstukken, maer allen, gelyk wy hebben gezegd, getuigen van vooruitgang, van ernstig streven. Het algemeene onderzoek was zeer bevredigend, en doet ons van de toekomst onzer nationale school veel verhopen. Aen onze kunstenaren zeggen wy dus met overtuiging: Moed en volherding; stapt zonder wantrouwen vooruit op den weg waerop de Muzen u geleiden. Moed en volherding, door uwe vlyt, verheerlykt gy het Vaderland! | |
De Gravuer in de Tentoonstelling van 1860.Over de te Brussel tentoongestelde plaetsneden, bevat de Gazette van Gent het volgende belangryk artikel: ‘De gravuer met den buryn, vroeger eene der perels van Vlaenderen's kunstkroon, ten tyde der Pontius, der Bolswerts, der Edelinck's, der van Schuppen en zooveel andere kunstoefenaers, trouwe vertolkers der werken onzer groote meesters, was hier in volle verval gekomen en tydens de gansche XVIIIe eeuw poogde men te vergeefs haer den vorigen glans terug te geven. In het eerste tydvak der XlXe eeuw lieten eenige ge- | |
[pagina 197]
| |
ukkige poogingen en eenige byval op de mogelykheid hopen daerin te lgelukken; maer deze hope werd niet verwezenlykt. Thans schynt de toekomst ons toe te lachen; jaerlyks zien wy de belgische graveurs een stap nader doen op den weg der wedergeboorte. Daervan getuigt de tentoonstelling van Brussel in eene ruime mate; zy laet de liefhebbers der plaetsneê toe eindelyk billyke verwachtingen te koesteren voor deze zoo moeijelyke en zoo bewonderensweerdige kunst, alswanneer zy ter hoogte is gebracht van den trap van overtreffelykheid, van volmaektheid der modellen nagelaten door de vlaemsche school der XVIIe eeuw. De graveur moet te gelyker tyd zuivere teekenaer en ervaren kolorist wezen; enkel met twee tinten, zwart en wit, moet hy de dingen en wezens wedergeven, zoo uiteenloopend, zoo verschillend van koloriet, welke de natuer ons voorhoudt en voor wier afbeelding de schilder over de menigvuldige verwen van zyn ryk en schitterend palet beschikt. By de moeijelykheden van eenen langen en zwaren leertyd komen zich voegen de schraelheid der praktyk, de onmoedigende langzaemheid van het plaetsnywerk, welke soms den stevigsten wil doen bezwyken. Ook zyn de uitstekende kunstoefenaers, welke alle hinderpalen te boven komen, welke in het hanteren van het stift weten uit te munten en het toppunt in hun vak bereiken, hoogst zeldzaem. In de graveerscholen te Antwerpen en te Brussel heeft een echte voortgang de aenhoudende poogingen bekroond van twee bekwame professors-direktors: MM. Erin Corr en Calamatta. België herwint langzaem, wel is waer, den grond dien het verloren had en zal zich weten te herplaetsen op den rang welken zyne beroemde graveurs er hebben weten in te nemen. Van heden af bevinden zich verscheidene onzer graveurs met den buryn ter hoogte der beste fransche, duitsche, italiaensche en engelsche artisten. De printen van MM. Erin Corr, Calamatta, Wildiers, Bal, Desvachez, Michiels, Verzwyvel. Falmagne, Frank, enz., die aen het hoofd dezer vaderlandsche kunst gaen, getuigen van de gelukking, welke wy met genoegen vaststellen. Men zie, ter kunsttentoonstelling van 1860, de twee hoofdwerken welke dezelve bevat; het zyn, zonder tegenspraek, de Afdoening van het Kruis, naer een der overheerlykste tafereelen van Rubens welke Antwerpen 's hoofdkerk bezit, en de Twist over het H. Sakrament des Autaers, naer het vermaerde vatikaensche fresco van Raphaël van Urbino. De Afdoening van 't Kruis heeft men te danken aen den reinen en kleurryken buryn van M. Erin Corr, den verdienstelyken leeraer der Antwerpsche Akademie, en den Twist over het H. Sakrament, aen de kunde van M. Joseph Keller, van Dusseldorf. Elke dezer platen heeft van zes tot zeven jaren arbeid gekost, en de puikstukken der twee groote meesters der vlaemsche en italiaensche scholen zyn korrekt en met wysheid door weerde naïeveraers weêrgegeven. De beide platen laten weinig te wenschen. De kataloog der tentoonstelling melt dat de Afdoening slechts een proefblad is van de nog onuitgegevene plaet: derhalve zullen de exemplaren alle spoor doen verdwynen van zwakheid van toonen, door de insnydingen beter te doen uitkomen en haer meer kracht by te zetten. De gravuer van M. Keller, welke, zonder merkbaer nadeel de vergelyking met de geachte plaet van Vulpato doorstaet, biedt, in de uitvoering, misschien een zekeren onsamenhang aen; maer men weet dat de harmonie en het effekt van het geheele des werks, verdiensten zyn welke eerder aen den trant van Rubens behooren dan aen dezen van Raphaël, die vooral de aenvalligheid en volmaektheid der vormen in 't oog had. Het aendeel der belgische graveurs in de tentoonstelling van 1860 is tamelyk groot. Het verregtveerdigt, over 't algemeen, wat wy gezegd hebben over den voortgang der gravuer in België, alsmede de aanmoedigingen door het gouvernement aen de graveurs verleend. De Johanna de Zinnelooze van M. Joseph Bal, eene plaet by den uitgever Vanderkolk, te Brussel, verschenen, en waerop de liefhebber met welgevallen nederziet, heeft den vertolker des werks van Gallait de bestelling doen verwerven van eene gravuer naer Keizer Karel 's troonsafstand, de reusachtige schildery van denzelfden meester, waeraen de stad Gent eene schitterende hulde opdroeg, toen zy op onze dryjarige expositie verscheen, en eene gouden medalie van het grootste moduel met het gentsche wapen en 's meesters borstbeeld, welke medalie ook een der puikwerken van onzen stadsgenoot Braemt is. Ten opzigte der graveurs heeft het gouvernement sinds lang van het stelsel der subsidiën afgezien. Het helpt en wakkert hen in hunne werken aen, door min of meer zware inschryvingen, naer gelang van de platen welke zy voornemens zyn uit te voeren. Onder de belgische graveurs, wier werken in de tentoonstelling van Brussel opgemerkt worden, mag men nog noemen MM. Desvachez, Falmagne, Frank en Michiels (MM. Wildiers en Verzwyvel niets ingezonden hebbende); MM. de Mannez, de Meersman, Durand, Flameng en Meunier, die even als de vorige artisten uit de scholen van Brussel en Antwerpen getreden zyn. Verhopen wy dat het staets-bewind, welks vaderlandsche inzigten niet te miskennen zyn, zal weten nut te trekken uit deze inlandsche gravuer, door gevolg te geven aen deszelfs ontwerp van in België en in het buitenland door plaetsneden, de puikwerken der vlaemsche meestere te doen kennen, die juweelen waerover ons land te regt fier is. Deze vaderlandsche gedachte, medegedeeld aen de klas der schoone kunsten van de akademie van België, is er onthaeld geworden zoo als het behoorde. Verscheidene vreemde kunstoefenaers hebben schoone en goede gravuren ter tentoonstelling van 1860 gezonden; behalve M. Jozef Keller, van Dusseldorf (de Twist over het H. Sakrament), zullen wy noemen de MM. Julius François, Achille Martinez en Adolf Portier, van Parys, Frederik Weber, van Basel. Edward's kinderen, naer Paul Delaroche, en de Soldaten naer Terburg, hebben M. François een der beste leerlingen van Henriquet Dupont, het kruis van het eere-legioen doen behalen. Het portret te peerd van Napoleon III, door M. Martinez, naer de merkweerdige schildery van Horace Vernet, voor de stad Parys verveerdigd, en de Maegd met de linnen, van Weber, naer de kostbare schildery van Raphaël Sanzio, in de Galery van den Louvre te Parys, bewaerd, zyn twee goed behandelde gravuren. De Aenbidding der Herders van den heer Portier, naer Ribeira, van hetzelfde museum, behoeft niet in stilzwygen voorbygestapt te worden. De liefhebbers betreuren het afwezen van de tentoonstelling van alle voortbrengselen van MM. Wildiers en Verzwyvel; men verhoopte er de print of ten minste eene eerste proeve te zien van de plaet welke M. Wildiers thans maekt voor de Maetschappy tot aenmoediging der Schoone Kunsten te Antwerpen, naer het tafereel van M. de Keyser: De slagting der onnoozele kinderen, van het museum van Gent. Deze plaet, waeraen de kunstoefenaer sedert dry jaren arbeidt, is niet kunnen voltrokken worden. Men spreekt erover met den grootsten lof, en zy wordt onder 's meesters eigen toezicht verveerdigd.’ |