Kunst- en letternieuws.
De tafereelen van den kampstryd van Rome zyn dezer dagen in de zalen der Koninklyke Akademie van Antwerpen te zien geweest; het Jury van beoordeeling heeft den eersten prys toegekend aen den heer Legendre van Brugge, den tweeden aen den heer Verhas van Dendermonde, beide leerlingen der Koninklyke Akademie.
- Twee uitmuntende kunstkenners hebben dezer dagen de voornaemste steden van België bezocht: de heer Schnaase van Berlyn en de heer Förster van München.
- De heer Moons-van der Straelen heeft aen Antwerpen, voor het Museum dier stad, een groot tafereel van Hans Snellinck ten geschenke gegeven; deze gift heeft des te meer waerde daer de schilderyen van dezen meester, die eene groote faem bezit, buitengewoon zeldzaem zyn geworden en Antwerpen, by onze weet, er geen enkel meer bezat.
- De heeren P. de Decker, F, Loos, E. van den Peereboom en J.V. Anspach zyn tot leden van het Jury der belooningen by de tentoonstelling van Brussel benoemd.
- De St-Gummaruskerk te Lier, bezit een tafereel met luikdeuren geschilderd door een uitmuntend meester der XVe eeuw. Over dit belangryk kunstuk heeft de heer P. Génard eene verhandeling geschreven welke hy aen de Koninklyke Akademie van België heeft gestuerd. De klas der Schoone Kunsten heeft in zitting van 11 October ll. de heeren A. van Hasselt en Ed. Fétis tot kommissarissen benoemd om een verslag over het schrift van onzen medewerker te maken.
- Te Haarlem in de groote Kerk, vroeger St. Bavo, kwam onlangs, by gelegenheid van het witten, eenig oud schilderwerk te voorschyn, dat vóór vele jaren ook wel reeds ontdekt, maer toen onmiddelyk door de witkwast weder onzichtbaer gemaekt was. Het bevond zich tegen de binnenzyden van eenige der kolommen van het koor, en er werd door de belangstellende zorg der heeren kerkmeesters terstond zoo veel van ontbloot, dat men de soort van het beeldwerk nu reeds van dry kolommen kan onderkennen. Het stelt gebloemde gordynen voor, 2 1/2 tot 3 el hoog, tegen elke kolom ééne, veelkleurig en waervan het bloem- en loofwerk geborduerde of geweven stof zal verbeelden; de rand van onderen bestaet uit franjes, die van boven prykt met een opschrift, in eenen regel, een gedeelte van het credo (de artikelen des geloofs) bevattende, in staende latynsche letters, terwyl dezelfde tekst onder aen het gordyn herhaeld wordt in gothische minuskels, uit de laeste helft der XVe eeuw. Een der opschriften luidde: (credo) sanctam ecclesiam catholicam, sanctorum communionem; een ander, het vervolg, (resurrectionem carnis) et vitam aeternam. Amen.
De boven-opschriften schynen ouder te zyn dan de beneden-opschriften, vooral op grond van de daerin voorkomende grieksche majuskel C, die althans aen berigtgever dezes in middeleeuwsche latynsche opschriften nog niet na de XIVe eeuw voorgekomen is. Zoo die meening juist ware, zou daerdoor klem bygezet zyn aen het gevoelen van hen die, op grond van groot verschil van dikte en styl tusschen de 10 koorkolommen met de eerste zes daeraenvolgende, en de 10 overige kolommen van het schip, het eerstgenoemde gedeelte der kerk voor ouder houden, dan 't laestgenoemde, 't welk wel omstreeks van het jaer 1472 zal zyn, in welk jaer althans volgens de overleveringen deze kerk voltooid is. Wanneer zy begonnen is gebouwd te worden, is onbekend; er zyn althans geen gedrukte bescheiden over te vinden; zie Ampzing, Beschrijving der stad Haarlem (Haarlem 1628, 4o) bl. 41 en Schrevelii Harlemas (Haarlem, 1754, 4o) bl. 19. Men mag aennemen, dat zich op alle 10 de kolommen van het koor en op de zes eerste daeraen volgende soortgelyke beschilderingen bevinden, omdat men op verscheidene reeds sporen gevonden heeft, en men veronderstellen mag dat het credo in zyn geheel, maer op onderscheidene kolommen verdeeld, aenwezig zal geweest zyn. De gordynen verbeelden eene draperie, waermede men kerken by feestelyke gelegenheden pleegde te versieren.
Met genoegen verneemt men dan ook, dat de heeren kerkmeesteren voornemens zyn het onderzoek en de ontblooting omzigtig te laten voortzetten, ten einde zoo volledig mogelyk kennis te krygen van die wel zeer geschonden, maer in velen opzigte fraeije, en voor de geschiedenis der middeleeuwsche kunst, ornamentiek en techniek niet onbelangryke overblyfselen.
(Algemeene Konst- en Letterbode).