De Vlaamsche School. Jaargang 6
(1860)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– AuteursrechtvrijDe wel. eerw. heer D. CraccoGa naar voetnoot(1).De vlaemsche letterkunde heeft nog eenen harer beste dichters en ook eenen harer beste hellenisten verloren. De wel. eerw. heer Cracco is op maendag, 5 meert 1860, in het kranzinnigen huis, het Strop, te Gent overleden. Hy is zynen vriend Prudens Van Duyse rasch in het huis der onsterfelyken gevolgd. Deze heeft zelf over luttel jaren eenige levensbyzonderheden over den geleerden heer Cracco medegedeeld. Wy zullen deze byzonderheden en ook andere, welke wy dezer dagen in de dagbladeren vonden, den lezer hier bondig herhalen. De eerw. heer Domien Cracco was te Rousselaere omtrent den jare 1790 geboren: hy was van italiaenschen oorsprong. Hy werd als theologant, omtrent de twintig jaren oud, met zyne studiegenooten, die zich tegen Napoleons dwang dorsten verstellen, naer Wezel gezonden. Zyn eerste gedicht dagteekent van dit tydstip en is bewaerd gebleven. Toen de rust den vaderlande weêrgegeven was, begaf Cracco zich op nieuw in den geestelyken stand en weinig tyds nadien, vinden wy hem als leeraer by het collegie te Aelst aengesteld. Doch hier trok hy zich vervolgingen van eenen anderen kant op den hals: Willem I deed het collegie van Aelst met verscheidene andere geestelyke gestichten sluiten. Na de onwenteling van 1830 trad hy op nieuw in het onderwys en wel als leeraer by het collegie te Rousselaere. Hier noodzaekten talryke moeijelykheden hem het gesticht te verlaten. Al deze tegenkantingen en de ontroeringen, welke er het gevolg van waren, boezemden Cracco eenen afkeer van het openbare leven in; hy verwyderde zich van hetzelve, maer met diep verdriet; dan kwamen nieuwe beproevingen zyne gezondheid hard schokken. Maer zyn toestand verbeterde enhy trad weder in het onderwys, namelyk by het collegie van Kortryk voor de klas der poësis. Hy bleef er van 1844 tot het begin van 1852. Daer ontfing hy zyn eervol ontslag uit de handen Zyner Hoogw. den bisschop van Brugge. Deze geleerde man stond hem dit echter slechts na herhaeld verzoek toe, en wel met beding, dat hy de vertaling der Ilias, in nederduitsche hexameters overgebracht, zou voltrekken. Reeds toen hy te Aelst onderwees, schynt hy hiermede aenvang te hebben genomen. Dit werk schynt niet afgemaekt te zyn. Eenige brokstukken zyn er reeds van gedrukt in het Nederduitsch Jaerboekje, te Gent, in het Taelverbond, te Antwerpen en in de Astrea, te Utrecht. De vertaler der Ilias kende dit reuzig epos, even als de Aeneïs van buiten; ook wil men dat hy den geheelen | |
[pagina 48]
| |
Virgilius, benevens Horatius, de schoonste gedeelten van Ovidius, de Athalie, de Misanthrope, enz. letterlyk zou hebben kunnen wêergeven. De dichter zelf droeg een stuk zyner vertaling voor op het eerste Nederlandsch Congres binnen Gent, en de voorzitter, de geleerde heer des Amorie van der Hoeven, welke de voordracht met den text in de hand gevolgd had, bracht Homerus'vriend zyne hertelyke gelukwenschingen toe, over die welgeslaegde vertaling. De Duitschers loopen met de gekende fragmenten zeer hoog, en aenzien Cracco als de mededinger van Vosz; dat alleen doet de waerde der vertaling schatten. Boven de oude talen kende Cracco nog de voornaemste talen van Europa: uit den italiaenschen dichter Metastasio, vertaelde hy in rymlooze alexanderynen Joseph, verkocht door zyne broeders; uit het engelsch gaf hy eene uitmuntende vertaling van Milton's Verloren paradys, en bootste zeer kunstig Pope's veldzang de Messias na. Uit Lafontaine vertaelde hy de dieren geslagen van de pest; de vertaling wierd soms voor een oorsprongelyk stuk gehouden; maer in de vertaling van de Wolf en het Lam uit denzelfden schryver, overtreft Cracco den inimitable Lafontaine, en dat nog juist in eene fabel, waer de professeur de littérature nooit vergeet uit te roepen: cette fable, c'est tout un drame! Onder zyne eigene stukken haelt men aen, eene bespiegeling op de Zelfmoord, een heldendicht de feest van Daphnis, eene iambe Gods wraekengel aen Napels koning, na het inbrand schieten van Messina; een latynsche zang getiteld Amicitia aen zynen vriend Prudens Van Duyse opgedragen, enz. Met Gilbert mocht Cracco te recht zeggen: Au banquet de la vie, infortuné convive,
J'apparus un jour, et je meurs:
Je meurs, et sur ma tombe, où lentement j'arrive,
Nul ne viendra verser des pleurs!
Echter wanneer Cracco zich te midden van vrienden bevond en zyn lyden vergat, was hy opgeruimd van gemoed; dan was hy gelukkig, wanneer hy den besneeuwden schedel verhief en zyn lied zong, dat altyd donderend toegejuicht wierd. Cracco bezat ook een goed hert voor de noodlydenden. Over eenige jaren leden vele Vlamingen gebrek; Cracco bezat niets om hunnen nood te verlichten; dan nam de eerbiedwaerdige grysaert het voornemen op, van ten voordeele zyner lydende broederen te gaen openbare conferentien geven. In Gent en in Antwerpen verwonderde hy elkeen door zyn verbazend geheugen. Hy droeg grieksche stukken voor uit de Ilias, en liet er zyne vertaling op volgen; uit Virgilius, uit Horatius, uit Racine, Molière, Lafontaine en anderen. De toestand des ouderlings liet niet toe, dit ontwerp door te dryven. Byna omtrent den zelfden tyd heeft de noodlottige ziekte den geleerden man getroffen, en wellicht ware hy in eenen ellendigen, zeer ellendigen toestand geraekt, ten gevolge eener niet licht verschoonbare onbezorgdheid dergenen, die zich wel zyn voorgaende leven mochten herinneren; doch door de gedienstigheid zyns trouwgeblevenen vriends Prudens van Duyse, werd hy gelukkig in 't gesticht, het Strop, ter verpleging opgenomen. Is er wel een Vlaming by de ter aerde bestelling dezes Homerus' zoon tegenwoordig geweest? - Wel graeg herhaelt de Vlaming: ‘'k Wil dat de Belg ook 't beeld van den Schepper der Ilias kroone,’ Maer zal wel een zuiltje den nakomelingen toonen waer de assche des zangers van Trojen rust; zal niet een onzer geleerden, zullen de Vlamingen der Academie Cracco's zoo kostbare stukken niet verzamelen? ‘Lydia, dormis!’ |
|