digde men zich hem te vragen, of hy het noodig dachter nog iets te moeten byvoegen tot zyne verdediging. De arme drommel stond nu ook, even als iemand die uit het oord der dooden was teruggekeerd en niet wist waerover er werd gehandeld, met wyd geopenden mond, den voorzitter, de rechters, den prokureur des konings, de gezwoornen en zyn advokaet te aenschouwen. Deze laetste haestte zich echter hem een ontkennend teeken te doen, waerop hy antwoordde:
- Neen, mynheer, neen... ik weet er niets van.
Dan zakte hy terug op de schandbank, verborg zyn aengezicht achter de handen en weende.
Deed hy zulks om dat hy al het diepe der spotterny gevoelde waermede men hem behandelde, of was het uit ontroering, daer hy begreep dat het oogenblik naderde waerop men over zyn lot ging beslissen? Ik weet het niet, misschien was het om beide redenen te gelyk.
Nu richtte zich de voorzitter tot de twelf gezwoornen, zegde hen dat zy eene moeijelyke taek te vervullen hadden, dat zy zich in hunne oordeelvelling niet mochten laten leiden door de woorden der beschuldiging of der verdediging; maer zich vry en zonder eenig nadenken hoefden te gedragen volgens de inspraek van hun eigen geweten. Dan stelde hy hun de dry volgende vragen ter beantwoording voor:
Eerste vraeg. Is de beschuldigde Jakke Luyfels, handwerker, geboortig van en woonachtig te Esschen, hier tegenwoordig, plichtig aen het hem ten laste gelegde feit, op 24 december laetstleden, eenen brandbrief te hebben geschreven?
Tweede vraeg. Is de beschuldigde Jakke Luyfels, hier tegenwoordig, plichtig aen het hem ten laste gelegde feit, den avond van voornoemden 24 december, bovengemelden brandbrief te hebben gezonden aen Pauwel Gyselynckx, pachter op de Kretenborgsche hoeve, onder Esschen?
Derde vraeg. Is voornoemde Jakke Luyfels, hier tegenwoordig, plichtig aen het hem ten laste gelegde feit, zich den volgenden avond naer de Spillebeek te hebben begeven, ten einde de door hem afgevergde som gelds, door pachter Pauwel Gyselynckx in den uitgeholden olm, in de nabyheid van gezegde beek, nedergelegd, te hebben afgehaeld?
Deze vragen werden door een deurwaerder den voorzitter der gezwoornen overhandigd; waerna deze zich onmiddelyk naer de kamer van beraedslaging begaven. Ook de voorzitter en de rechters begaven zich naer hunne kamer, terwyl Jakke Luyfels tusschen twee gendarmen naer een bygelegen vertrek werd geleid. De openbare beschuldiger en de verdediger des verdachten, de getuigen en de talryke toehoorders verlieten hunne plaetsen niet. Deze laetsten begonnen nu met elkander over de pleitdooijen te spreken, en weldra bleek het dat, nu het oogenblik naderde waerop het geding ging ten einde loopen, nog de zelfde verdeeldheid als by den aenvang der zitting, voortheerschte. Omtrent de helft der aenwezigen hielden het met den prokureur des konings en voorzagen dat de verdachte zou veroordeeld worden, terwyl de andere helft de party des verdedigers trok en hooren liet dat zy zich aen de vryspraek des beschuldigden verwachten. Elk hunner, scheen zoo zeer overtuigd in zyne meaning, dat allen, even als of zy zich op de straet of in de herberg bevonden, luid op redekavelden, twistten en wedden; ja, zoo verre ging het, dat sommigen elkander uitscholden. Hadde men zich niet in den tempel der gerechtigheid bevonden, ik geloof waerlyk dat men zelfs tot geweldadigheden ware overgegaen.
Gelukkiglyk kwam, na eene halve uer krakeeling, het geklingel eener bel een einde aen het geharrewar stellen. Op eens werd het zoo stil in de opgekropte zael, als of er niemand aenwezig was. De twelf gezwoornen traden uit de kamer hunner beraedslaging en begaven zich naer hun gestoelte. Eene tweede bel liet zich hooren, en de deur der kamer waer zich de voorzitter en rechters der assisen bevonden opende zich insgelyks; ook deze hernamen hunne plaets achter de cirkelvormige tafel. Nu werd den diefleiders het bevel gegeven den beschuldigde terug binnen te brengen. Een oogenblik later zat Jakke Luyfels weêr op de schandbank. Toen wendde de voorzitter van het gerechtshof zich tot den voorzitter der gezwoornen, en aenzocht hem de antwoorden op de voorgestelde vragen te doen kennen.
Er heerschte eene diepe stilte in de gerechtszael; ieder stond met ingehouden adem en gespannen aendacht de uitspraek der heeren gezwoornen af te wachten.
De voorzitter der twelf richtte zich op, legde de rechter hand op het hert en sprak met ontroering in de stem:
- Met de hand op het hert, voor God en de menschen, verklaer ik, op myne eer en geweten, dat het antwoord op alle dry de voorgestelde vragen is: ja, met zeven stemmen tegen vyf.
De voorzitter van het hof en de rechters verlieten nog eens hunne zetels en begaven zich terug naer hunne vergaderzael. De menigte begon op nieuw over den uitslag van het geding te haspelen en te twisten. De eenen beweerden dat het hof niet in het gevoelen der rechters zou deelen en den verdachte vryspreken; terwyl de anderen het er voor hielden dat de rechters, hunne stemmen by die der gezwoornen voegende, den beschuldigde plichtig zouden verklaren. Na omtrent een kwaert uers te hebben beraedslaegd, traden de voorzitter en rechters terug de gerechtszael binnen. Het gehaspel en geharrewar hield nog eens als by tooverslag, op, en wederom luisterde elk met gespannen aendacht.
Nu verklaerde de voorzitter, dat het hof, met twee stemmen tegen eene, het gevoelen der gezwoornen aensloot en Jakke Luyfels, de by het geding tegenwoordig zynde betichtte, plichtig verklaerde.