Edward III, koning van Engeland, te Antwerpen (1338).
Muerschildering door J. Swerts.
By gelegenheid van de uitgave der plaet naer Guffens' muerschildering: de eerste Persische Ambassade te Antwerpen, (bl. 25), zegden wy een woord van den heer J. Swerts; over de loopbaen van laetstgenoemden schilder, deelen wy thans de volgende statistische inlichtingen mede.
Jan-Emmanuel-Eugeen Swerts, zag te Antwerpen, op 25 december 1820 het licht, en was zoon van Gregorius Swerts en Anna-Maria Van Rooy. Leerling der koninklyke Akademie van Antwerpen, trad hy ten jare 1838 in het atelier des heeren N. De Keyser, waer hy den heer Guffens leerde kennen, met wien hy sedert dien, in nauwe vriendenbetrekkingen heeft verkeerd. Zyne eerste schilderyen droegen voor titel: Roosje en de gebannen Dichter; de onderwerpen waren aen gedichten van Bellamy en Van Kerckhoven ontleend. In 1843 bracht, hy in de dryjaerlyke tentoonstelling te Antwerpen, twee tafereelen: de Keus en de H. Remigius aen koning Klovis het lyden des Zaligmakers uitleggende; dit laetste werd door de Maetschappy ter bevordering van Schoone Kunsten voor de verloting aengekocht. In 1845 zond hy in de Brusselsche tentoonstelling een doek: de Jonge meisjens aen de fontein, en het jaer daeropvolgende, in de Antwerpsche, vier schilderstukken: de Spyt, Grietje denkend aen Faust, een portret en de Madelieven, welk laetste, door den heer J. Schubert in plaet gebracht, door de Koninklyke Maetschappy van Schoone Kunsten aen hare inschryvers werd uitgedeeld. Dry jaren later, was Swerts in de Antwerpsche tentoonstelling vertegenwoordigd door zyn: Morgendgebed, de dood van Ophalia en Gilbert Van Schoonbeke die aen eenige zyner voornaemste medeburgers, het plan van het Antwerpsch waterhuis doet kennen. Laetstgemeld stuk, op eene aenzienlyke schael uitgevoerd, werd, even als zyn H. Remigius in 1843 was geweest, door de Maetschappy, voor de verloting aengekocht. In 1850, bezocht Swerts gezamenlyk met zyn vriend Guffens, Italië en Duitschland; in Rome voltooide hy zyne: Middagrust, episode uit Lamartine's gedicht
Jocelyn, tafereel dat zich in de Antwerpsche tentoonstelling van 1852, bevond. In zyn vaderland teruggekeerd, schilderde Swerts, in 1855, een groot doek de H. Cornelius omringd van de voornaemste martelaren zyner eeuw, dat in de Antwerpsche tentoonstelling van dit jaer werd geplaetstGa naar voetnoot(1). Ondertusschen had onze kunstenaer zich op de muerschildering toegelegd; in 1853 verveerdigde hy gezamenlyk met den heer Guffens de muerschilderingen der O.-L.-V. kerk te St-Nikolaes. De kartons zyner samenstellingen, welke Swerts in de Brusselsche expositie van 1854, had geplaetst, verwierven hem de gouden medalie, en in 1855, tydens de Antwerpsche, zag hy zich het kruis der Leopoldsorde toekennen, als blyk van 's Vorsten hooge te vredenheid.
In 1856 werd hy, gelyk wy in de aenteekeningen over Guffens het hebben bewezen, gezamenlyk met dezen schilder gelast, de koophandelkamer ter Beurse van Antwerpen met muerschilderingen te versieren. De stukken door Swerts uitgevoerd, vertoonden: De afgezanten der Venitiaensche Republiek, Dardo Bembo en Giovanni Georgi in 1324 te Antwerpen; Edward III te Antwerpen de voornaemste kooplieden over zyne financiële ontwerpen raedplegende (1338); Het magistraet dier stad, de eerste Moscovitische zendelingen ontvangende (1524); het afbeeldsel van Abraham Ortelius, en een gedeelte der fries, namenlyk datgene voorstellende: Asië en Amerika. Deze laetste samenstellingen werden door de heeren Schwerdgeburth en Marschall in plaetsnêe gebracht.
Naestgaende plaet vertoont Koning Edward III, die de Antwerpsche kooplieden over zyne ontwerpen raedpleegt; men weet dat de engelsche vorst langen tyd in de Scheldestad verbleef, alwaer hy een groot getal charters en privilegiën teekende, en zelfs verscheidene geldleeningen deed. Stadsklerk, de vermaerde dichter Jan van Boendale, stelde, gelyk men weet, onder den titel van den Derden Edward 's vorsten krygstochten te boek.
P. Génard.