De laetste oogenblikken van Maria-Stuart, schildery uit het kabinet van den prins van Waldenburg, te Dresden, door J.B. Huysmans.
Getrouw aen het gene wy in voorgaende aflevering, by de uitgave der gravuer van Van Arendonck's beeld: St Petrus, hebben gezegd, gaen wy, gelyk wy overigens het voor al de kunstenaren zullen doen, waerover het ons zal vergund zyn te spreken, thans eenige statische inlichtingen over de werkzaemheden des heeren J.B. Huysmans mededeelen.
Deze kunstschilder zag te Antwerpen het licht op 25 april 1826, en was zoon van Joannes-Baptista-Guilielmus-Josephus Huysmans, en van vrouwe Maria-Catharina van Dael.
Van af zyne jeugd, had hy het grootste verlangen om zich in de kunst te oefenen; echter werd het hem niet onmiddelyk vergund zynen wensch te voldoen; slechts in 1843, na zyne studiën aen het koninklyk Athenaeum van Antwerpen te hebben voltooid, kon hy zich ten vollen op zyn geliefkoosde vak toeleggen.
In laetstgemeld jaer trad hy de koninklyke Akademie van Antwerpen binnen, alwaer hy tot in 1849 bleef voortarbeiden. Alsdan debuteerde hy in zyn geboortestad, ter gelegenheid der dryjaerlyksche tentoonstelling van schoone kunsten, met zyn tafereel: Karel VI en Odette.
Huysmans die reeds in zyne kinderjaren zyne vaderland langs alle kanten had doorreisd, vreemde steden, zoo als Keulen en Londen, had bezocht, voelde, nu hy tot de jongelingsjaren was gekomen, de lust tot reizen op nieuw in zich ontwaken: in 1851 en 1853, bracht hy eenigen tyd te Parys door, alwaer hy verscheidene kopyen van vermaerde tafereelen in den Louvre maekte; in 1854, doorkruiste hy Duitschland, Hongarië, Lombardië en Zwitzerland; eindelyk in 1856 en 1857, bezocht hy het zuiden van Frankryk, Italië, Sicilië, Griekenland, Constantinopel, Smyrna, Syrië, Rhodes, Jerusalem, Egypten, en keerde in zyn vaderland terug, langs Italië, Tyrol en Duitschland; van deze reizen gaf hy eene uitgebreide beschryving in het licht, welke onder den titel van Voyage en Italie et en Orient, Z.K.H. den Hertog van Braband werd opgedragen.
Intusschen had Huysmans de volgende tafereelen voltooid die in verschillige tentoonstellingen werden geplaetst: Laura en Petrarca; Rembrandt en de geneesheer Tulp; Plantyn en Justus Lipsius; de laetste oogenblikken van Maria-Stuart; het verbond der Edelen; de vier Evangelisten; Karel IX en zyne vrouw Elisabeth van Oostenryk den dag na de St-Bartholomeusmoord; en een eerste indruk, schildery die hy vóór zyn vertrek naer het Oosten uitvoerde. Sedert zyne terugkomst (10 january 1857), heeft Huysmans de volgende stukken voleind: eene kopy naer Van Dyck welke hy aen de kerk van het H. Graf te Jerusalem schonk; de laetste telg, schildery die gezamenlyk met zynen koopman in schalws, de tentoonstelling van schoone kunsten te Antwerpen in 1856 versierde; de ingang van het H. Graf te Jerusalem; de schilder een bezoek by eene grieksche familie te Damas afleggende; een koopman van schalws by eene armeniaensche familie te Damas; een openbaer schryver te Konstantinopel; eindelyk de Salat-el-Moghreb, (het gebed by den ondergang der zonne te Caïro), welke in de Parysische tentoonstelling van 1859 is geplaetst.
Het tafereel waervan wy de plaetsneê mededeelen, werd in 1853 geschilderd; het hoort den prins van Waldenburg, te Dresden, toe, en vertoont de laetste oogenblikken van Maria-Stuart. De rampzalige koningin heeft den nacht in het gebed doorgebracht; op het oogenblik dat de sheriff binnentreedt om haer te melden dat het uer der dood is gekomen, vindt hy haer dusdanig in het gebed verslonden, dat zy hem niet hoort naderen en hy verplicht is haer zacht op den schouder te slaên, ten einde haer van zyne tegenwoordigheid te verwittigen.
P. Génard.