terug naer Bouvignes, en trokken de brug over, die ons op het grondgebied van Dinant bracht.
Op het toppunt der rots, die deze stad beheerscht, verheft zich eene sterkte of kasteel, dat in 1815 aldaer werd gebouwd. Van de brug over de Maes, gezien, levert Dinant een tooverachtig gezicht op; doch daer wy haer reeds van de hoogte van de Trou-Clabeaurots hadden bewonderd, stapten wy nu, zonder lang oponthoud, de brug over.
Ik zal u het verleden van dit stadje, dat reeds in de VIe eeuw bestond, niet vertellen; zulks zou my te ver leiden en dan voor al wie een weinig de geschiedenis onzes lands kent, is zulks meer dan overbodig. Wie toch herinnert zich niet de bloedige oorlogen die hare inwoonders, in 1276, voor het stelen eener koe, tegen de onderdanen des graven van Namen voerden? Nietige oorsprong eens byna onuitwisbaren haets, die bloedige worstelingen tusschen de inwooners van de beide oevers der Maes voortbracht, worstelingen die zich elken oogenblik vernieuwden, en tot in de laetste helft der XVIe eeuw voortduerden, en meer dan eens de vernietiging van Dinant tot gevolg hadden.
Dit stadje, dat eene bevolking van omtrent 5700 zielen telt, bevat een groot getal kerken, waervan sommige tot eene hooge oudheid opklimmen, en eenige het eigendom van particulieren zyn geworden.
De byzonderste is aen de Moeder-Maegd toegewyd; het is een merkweerdige ogivale tempel met dry beuken, in den styl der XIIIe eeuw gebouwd; de middelbeuk heeft eene hoogte van meer dan honderd voeten. Zy bezit eene doopkapel met vont, die van de Xe eeuw schynen te dagteekenen. De oude toegemetselde ingang, die met overschoone bas-reliefs is versierd, schynt insgelyks tot dit tydstip te behooren. De twee kerkportalen zyn zeer lief en ryk versierd. De toren des tempels heeft, de spits er by gerekend, eene hoogte van 110 voeten. De gebouwen der oude abdy van Leffe, der orde van Premonstreit, bestaen insgelyks nog. Het stadhuis, dat echter niets merkweerdigs oplevert, dagteekent van 1637. Tusschen de oude gebouwen die melding verdienen, herinneren wy ons de ruinen der muren en des torens die men langs de zyde van Frankryk ontmoet, vooraleer de vermaerde Roche-Bayard te genaken. Wat is die vermaerde Roche-Bayard, vraegt gy misschien? De Roche-Bayard is eene hooge steenen naeld, die zich op den boord der Maes verheft, en op bevel des franschen konings Lodewyk XIV, van de overige rotsen werd afgescheiden.
Toen wy te Dinant al wat eenigzins merkweerdigs was, hadden bezichtigd, begaven wy ons naer het gehucht Devant-Bouvignes, om een oogslag te werpen op het voorheen zoo sterke slot Montorgueil. Van Montorgueil, even als van Crèvecoeur en Montaigle, blyft niets dan eenige verbrokkelde muren.
Men doet in deze streek byna geen stap of men ontmoet er heerlyke ruinen van eertyds fiere, byna onvernielbare, gebouwen. Onwillig schiet den reiziger dan ook meer dan eens de vraeg te binnen: indien deze, op het toppunt en op de flanken der rotsen uit hardsteen gebouwde sterktens, de eeuwen niet hebben kunnen tarten, wat zal er dan geworden van de uit baksteen en zavel opgerichte gebouwen onzer eeuw? En het antwoord daerop kan niet anders zyn dan: van de middeleeuwsche sterktens blyven ons de ruinen, van de gebouwen der negentiende eeuw zal niets, hoegenaemd niets overschieten.............................................................
Johan Van Rotterdam.