De Vlaamsche School. Jaargang 3
(1857)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– AuteursrechtvrijOver den invloed door de Pauzen uitgeoefend in Italië op de Ontwikkeling der Kunsten en Wetenschappen, sedert dezer heropkomst, tot op onze dagen.
| |
[pagina 199]
| |
tenissen voorstellen uit het Leven des Zaligmakers en eenmael door Giacomo Palma, leerling van Titiaen, Marco da Faënza, Paride Nogari en eenige andere meesters zyn verveerdigd geworden. De voorgegeveltens, kroonlysten en muerpylers zyn opgeluisterd met bas-relieven en vormen eenen samenstel van de prachtigste versiering. Met het herstellen der muerschilderingen is Montovani, en met dat der beeldhouwwerken is Galli gelast geworden. Beide kunstenaren hebben zich heerlyk van hunne taek gekweten. Al wat nog hersteld kon zyn, prykt in het vroegere schoon, terwyl de gedeeltens die de vernielende invloed der lucht volkomen had bedorven, door nieuwe tafereelen zyn vervangen geworden. Op heden arbeidden de kunstschilders en beeldhouwers aen het voltooijen der overige gaenderyen, en binnen weinige jaren, zal het Vaticaen kunnen roemen op eenige verfraeijing die het aen de mildheid van Pius IX verschuldig zal zyn. Even heeft die Paus belangryke herstelwerken uit doen voeren in het Quirinaelsche paleis, en indien wy de kerken op moeten noemen die, sedert zyne inhuldiging, ten prachtigste versierd zyn geworden, zou men versteld staen te zien wat al geld er door het voltooijen dier werkzaemheden in den belangryken stand der kunstenaren, ondernemers en ambachtslieden is verspreid geworden. Inderdaed Rome is nog altoos de stad der puinen, maer die puinen zyn van diegene van het Heidendom en met de grootste omzichtigheid worden zy tegen alle nader verval beveiligd. Voorwat de christene kerken, betreft waer de omwentelingen en het ballingschap der Pauzen, de kenteekenen eener droeve verwoesting in hadden gelaten, eene weldadige en machtige hand komt ze beurtelings herstellen en dus in zekeren zin bewyzen, dat hy onvergankelyk is de Godsdienst die ze eenmael bouwde en nimmer dult dat zy van hunne eerste schoonheid zouden vervallen. Men kan te recht zeggen dat, sedert de terugkomst van Pius IX, er zich te Rome eene buitengewoone beweging van herbloei in de kunsten voordoet die luistervol terugwerkt op de versiering der bestaende gedenkbouwen en op de uitbreiding der beeldhouw-en schilderkunde. Hoeven wy de kerken te melden van Sancta Maria in Via en Sint Eustacius, van den H. Isidorus der Ierlanders, der H. Agnes op de Navonaplaets, van den H. Quirinus en de H. Thomas in Parione; waer in sedert de laetste jaren, belangvolle werken zyn uitgevoerd? Hoeven wy te spreken van het hervloeren en opdroogen der aloude Via Appia, langs waer men, tusschen Rome en Albano, zoo menigvuldige grafsteden heeft ontdekt? - Van het opdelven eens gedeelten der oude muren van de Romulusplaets; van de groote versterkingswerken die heden aen den tweeden kring des Colysaeums worden voltrokken en van zoo vele andere werkzaemheden die Z.H. Pius IX doet volvoeren, en waervan de opsomming te langwylig is, dan dat zy in deze korte schets van de pauselyke milddadigheid plaets zou mogen vinden? - Neen, wat wy aen komen te halen, bewyst meer dan toereikend wat er heden ten voordeele van kunst, wetenschap en beschaving te Rome wordt voltrokken ter grootere eer van den doorluchtigen Pius IX wiens naem er in de toekomst voor immer om verheerlykt zal wordenGa naar voetnoot(1). De opsporingen, welke door ridder Visconti in de vroegere haven van Rome gedaen worden, doen dagelyks kostbare voorwerpen ontdekken. OstiaGa naar voetnoot(2) is byna een Pompeï; doch met dit verschil, dat het grootste gedeelte zyner geschiedkundige schatten betrekkelyk de zeemacht en het leger zyn. Het voornaemste voorwerp, dat men thans heeft ontgraven, is eene reusachtige Ceres; dit beeld zal op bevel van Z.H. Pius IX geplaetst worden in de rotonde van het musaeum in het Vatikaen, alwaer het de plaets zal vervangen van een standbeeld dat, in 1814, niet uit Parys is terruggezonden. Men weet dat ten jare 1829, er in Italie eene algemeene inschryving geopend werd om aen de nagedachtenis van Torquato Tasso, den onsterflyken dichter der Gerusalemme liberata, een gedenkzuil op te richten. De inzameling echter is niet toereikend geweest om dit schoon plan ten uitvoer te kunnen brengen. Doch wat de voorstaenders der italiaensche letterkunde, wien de roem van Tasso zeker niet onverschillig kon zyn, niet teenemale hebben kunnen tot stand brengen, is heden opgericht geworden door de milde bescherming van Pius IX, die nooit eene gelegenheid laet voorbygaen om de kunsten en wetenschappen te vereeren en te bevorderen. De 25 April 1857 was de verjaerdag van het afsterven des grooten dichters die, in 1595, op hetzelfde tydstip, in het San-Onofrioklooster, op den Janiculusberg, den geest gaf. Die dag is gekozen geworden tot het ontgraven van zyn stoflyk overschot dat, onder eenen nederigen zerk, in de kerk van dit klooster rustte. Geheel de kerk van San-Onofrio was met rouwgewaad behangen; in het midden van den grooten beuk verhief | |
[pagina 200]
| |
zich eene praelbaer omgeven van trofeën, samengesteld uit ridderlyke wapenrustingen, helmetten, borstweeren, het alles van den tyd der kruisvaerders herkomstig. De plechtigheid is begonnen met eene statige lykdienst die ter zielelafenis van Torquato Tasso door eenen Aertsbisschop is gezongen geworden. De afgeveerdigden van alle de Akademiën welke Rome in zoo grooten getalle bezit, vervulden de kerk, te klein om al de leden dier geleerde maetschappyen te bevatten. Na de Mis is de grafkelder van Torquato Tasso geopend geworden en men heeft er eene looden kist uitgehaeld die het stoflyk overschot van den grooten dichter bevatte. Toen de kist geopend was, heeft de Aertsbisschop de gewoone gebeden der Kerk gelezen te midden eener diepe ontroering der aenwezigen; vervolgens heeft een geneeskundige de asch des dichters opgenomen en ze in eene andere looden kist gelegd, terwyl een notaris het gebeurde by schrift bestatigde en den opgemaekten akt den aenwezigen onderteekenen liet. Daerna is de doodkist overgebracht in eene zyde-kapel, opgericht door de mildadigheid van Pius IX, en geplaetst geworden in de grondvesting der nieuwe graftombeGa naar voetnoot(1). De zerk die tot heden de stoffelyke overblyfselen van Tasso dekte, voerde dees opschrift: torquati, tassi, Recht over de schoone graftombe, uit marmer gebeiteld door den kundigen beeldhouwer De Fabris, leest men thans het volgend opschrift: Monumentum Ons land mag zich met recht beroemen gedeeld te hebben in de aenmoedigingen welke die edele Kerkvoogd aen de uitstekende geleerden van alle werelddeelen weet toe te kennen. Door vergunningsbrief van 28 July 1854, benoemde Z.H. Pius IX den zeer eerweerden Heer de Ram, kanonik en rector magnificus der Universiteit van Leuven, tot Romeinsch Prelaet van de orde der Apostolieke Protonotarissen ad instar participantium, met al de eer en voorrechten welke met het genot dier hooge weerdigheid vergezeld gaen; - en door nieuwen machtigingsbrief, in Juny 1855, den zeer eerweerden Heer J.Th. Beelen, kanonik en professor aen diezelfde Hoogeschool, in de H. Schrift en oostersche talen, tot zynen Eerprelaet. Deze benoemingen getuigen welsprekend van het hoogst wyze beleid waermede Z.H. Pius IX de geleerden weet te beloonen, en 't is daerom ook dat zy, by hunne afkondiging in ons land, zoo algemeen door alle vrienden van Kerk en Vaderland zyn toegejuicht geworden. Dat hy dus lang leve en heersche, altyd groot, altyd verheerlykt, en immer over alle hindernissen zegevierend, die Paus die zelfs van de vyanden des Geloofs wordt hooggeschat en bewonderd, - hy, de edelmoedigste der Vorsten, de godvruchtige der Kerkvoogden, op wien Europa het oog gevestigd houdt, dien zoo innige hoop overal tegengroet, die door de liefde aller ware geloovigen van heel de christene wereld omringd wordt! - Dat de naem van Pius-de-Groote, leve door de eeuwen henen, dat hy gezegend zy en hoog geacht by de laetste nakomelingen, zoo als hy het is by het tegenwoordig geslacht! In den loop dezer verhandeling hebben wy beperkt gesproken over de byzonderste aenmoedigingen die door de Pauzen ter bevordering van kunst en wetenschap, zoo ruimschoots zyn toegekend geworden. Hebben wy eenigzins kunnen betoogen dat de Pauzen, ofschoon zy, als Vorsten van een klein ryk, over nauw bepaelde middelen beschikken, meer voor kunsten en wetenschappen dan de machtigste Koningen hebben gedaen - dan hebben wy ons van de opgenomen taek gekweten.
Ch. J. Van den Nest, priester. |
|