buitenzicht der cathedrale van Mentz, door M. Lallemand, van Brussel. Het gryze gebouw is met eene bedriegelyke, ja, met eene tooverachtige waerheid terug gegeven; het perspectief is goed behouden en het koloriet diens kunstenaer is buitengewoon goed geschikt tot het voortbrengen van dergelyke stukken.
Uw stadgenoot A. Markelbach, zond ons dry schilderyen; alle dry in verschillenden aerd. Wy kennen dien kunstenaer sedert lang door zyne stukken aen de geschiedenis of het ernstige genre ontleend; tot dit vak hoort toe de Kommuniebank waerover gy reeds in de Vlaemsche School hebt gesproken. Thans vertoont hy zich echter ook als luimig-genre, en nog wel als typeschilder. Zyn stukje: Waer duivel! ben ik met mynen bril gebleven? is zeer geestig behandeld; die oude man welke zich overal betast om zynen bril terug te vinden, daer hy hem in gedachten op het voorhoofd heeft geschoven, wekt den lachlust by eenieder op. De kunstenaer, die buiten allen twyfel, tot de nationale school behoort, veroorlove ons echter eene vraeg: is zyne kleur niet wat grysachtig; zou zy niet wat vuriger, wat doorschynender mogen zyn?
Frederika O'Connell, van Parys, heeft dry tafereelen opgehangen: eene Boschnymf en twee portretten, die zich door hunne machtige penseeling en breede behandeling onderscheiden.
Een der byzonderste dierenschilders onzes tydstips is Lodewyk Robbe, van Brussel; hy heeft dry schilderyen op onze tentoonstelling. Zyne landschappen even als zyne dieren zyn fraei als samenstelling, echter hebben wy niet volkomen vrede met de kleur dezes meesters, die wy vaster, nog meer vlaemsch zouden wenschen.
Een goed schilder, is de heer W. Roelofs van Brussel. Hy heeft dry landschappen tentoongesteld: de molens van Overschie, eene Hollandsche weide en een gezicht uit de omstreken van Amsterdam. Het tweede dezer tafereelen heeft byzonder onze aendacht gevestigd.
Uw gunstiggekende stadgenoot Jan Ruyten, prykt met dry schilderyen in de tentoonstelling. Allen hebben wezentlyk verdiensten; doch zyne Donkere Metten verdient de eer die haer is te beurt gevallen van voor de lotery te worden aengekocht.
Lyons deed ons een goed bloemenschilder kennen, den heer Simon Saint-Jean. Zyne fruiten en bloemen zyn met veel frischheid behandeld; dergelyke stukken zyn een waer sieraed voor de zael eens kunstkenners.
Weinige kunstenaren schilderen met zoo veel gemak als Hendrik Schaefels van Antwerpen. Wanneer men zich voor zyne tafereelen bevindt, dan heeft men de overtuiging dat de schilder ze met genoegen heeft samengesteld, en dit gevoel ryst byzonder op by het zicht van het tafereel Gevartius by Rubens welk de Brusselsche tentoonstelling versiert. Op de opene plaets van het prachtig paleis dat de onsterfelyke Rubens zich te Antwerpen, aen de Meir, had gebouwd, het voorplan der schildery uitmakende, heeft de groote kunstenaer aen eene tafel zyne voornaemste vrienden vereenigd. De geleerde dichter Gevartius redekavelt met Rubens en de voornaemste schilders van het tydvak, zoo als Adam van Noort, Antoon van Dyck, Th. van Thulden, enz., over de ontwerpen van versiering welke de stad Antwerpen, ter gelegenheid der inkomst van den aertshertog Ferdinand van Oostenryk gaet uitvoeren. Het tweede plan vertoont ons Helena Forment, de tweede gade van Rubens, die eenige voorname damen ten harent ontvangt. Het verdiep geeft uitzicht op den tuin des huizes; eene heldere zon verlicht en verwarmt de gansche schepping, waeraen zy een lachend voorkomen geeft. De kleur van dit tafereel is aengenaem, de teekening is goed; alle de opgevoerde persoonaedjen zyn treffend van gelykenis, en iets waerin de schilder byzonder goed is geslaegd, is het terug geven des karakters aen elk hunner eigen; maer zoo als wy boven hebben aengemerkt, Schaefels werkt met veel, wellicht al te veel gemak, en dit is misschien de oorzaek dat dit of gene figuer, zoo als onderanderen het paedje dat den trap afdaelt, ons niet gansch afgewerkt toe schynt. De heer Schaefels verstaet zich buitengewoon goed aen het décor; het architecturale gedeelte zyns tafereels is zeer breed en met veel kennis behandeld. Buiten twyfel is dit doek, een der beste en der aengenaemste uit de tentoonstelling.
A. Schelfhout, van 's Hage, heeft ons een Wintergezicht toegestuerd, een lief stukje zoo als die schilder gewoon is er te verveerdigen. Wy vinden echter dat de schaduwen die hy over het ys heeft gelegd, dit laetste een weinig zwart doen voorkomen.
De amsterdamsche schilder, C. Springer, heeft dry tafereelen in de tentoonstelling: het Weezenhuis en de kerk van Leyden, een zicht van het hollandsche dorp Harmelen en de merkt van Zwolle in de XVIIe eeuw; dit laetste stukje is vooral schoon, doch is wellicht een weinig hard van behandeling.
Een jong en niet onverdienstelyk schilder is Fl. Schermers, van Antwerpen; hy vertoonde ons de Sakristy van St-Carolus-Borromeus, dier stad; met studie en volherding zal die schilder buiten twyfel gelukken.
De vier tafereelen door J. Stallaert, van Doornik, zyn behandeld in den klassischen vorm, dien deze meester vooral schynt te behertigen; er licht een fyn gevoel in, byzonder in zyne Musch van Lesbia. Zyne schilderyen geven ons een goed gedacht van het Rome van Horatius, Tibullus en Catullus.
De onsterflyke Goëthe heeft ons in zyn Wilhelm Meister eene krachtige schets van het zwervend leven der koordansers opgehangen. In het verhevene deel zien wy het