De Vlaamsche School. Jaargang 3
(1857)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– AuteursrechtvrijHet volks-onderwys der muziek in Belgie.Men heeft het kosteloos muzikael onderwys reeds sinds eenige jaren in België ingevoerd. In den beginne werd dit onderwys op eene onregelmatige en zeer onvolmaekte wyze gegeven, en door het gemis van doelmatige werken volgens de vatbaerheid der kinderen opgesteld, en door de onbekwaemheid van het grootste gedeelte der leermeesters om dit onderwys behoorlyk te geven, werd er den theoretischen en den praktischen vooruitgang gansch by uit het oog verloren. In Frankryk kreeg de methode van Wilhelm, inspecteur van het muziek der lagere scholen te Parys, vele aenklevers. Van het jaer 1819 werd de zang in eenige scholen van Parys reeds onderwezen. In 1835 besloot de regering der stad de invoering van den zang, in het belang van zeden en orde, in al de lagere scholen in te voeren. In Duitschland is het zangonderwys in al de gemeentescholen verplichtend, en dagelyks wydt de onderwyzer een zekeren tyd aen dit vak toe. De bekomen uitslag is er onbetwistbaer, en men weet dit overigens genoeg door de talryke pryzen welke Duitsche maetschappyën in onze openbare wedstryden verworven hebben. Ook zien wy met genoegen dat de zang verplichtend is in onze middelbare scholen; nogthans ware het te wenschen dat dit onderwys een toezicht onderging, byzonder wat de methode betreft. Belgenland bezit nog muziekscholen in Brussel, Gent, Luik, Antwerpen, Bergen, Leuven, Yperen, Audenaerde, Brugge en Mechelen. De dry eerste dragen den naem van Conservatoire Royal en al de byzondere instrumenten worden by dezelve aengeleerd; in de andere, Académie of École de musique genoemd, worden alleen piano, viool, benevens de zangmuziek onderwezen. Verder hebben wy zeven bisschoppelyke- en twee staets-kweekscholen voor onderwyzers. In deze is het volks-gezang-onderwys het grootste doelwit, omdat de leerlingen dier gestichten na hunnen leertyd het zang-onderricht in de gemeente-scholen zouden kunnen onderwyzen. Het orgel en de piano, de theoretische harmonie-leer, de gregoriaensche zang en de muziek maken er een deel van het programma uit; maer er is gebrek aen volmaekte orgels met registers en pedael (onontbeerlyk voor dit onderwys) in welker plaets men kleine harmoniums gebruikt, die niet voldoende zyn, noch voor de studie der schoone orgel muziekwerken, noch voor de leerlingen, maer in hetwelk voorzeker met den tyd zal voorzien worden; ook wordt de leerwyze in den zang der oefenscholen (hetwelk eene zeer nuttige oefening voor de kweekelingen is) zeer verzuimd, en het programma der normaelscholen, wat de muziek betreft, laet nog al veel te wenschen over. In onze stads lagere scholen bestaen er byzondere professoren door de gemeente-overheid benoemd; doch het is in de gemeente-scholen der kleine steden en ten platten lande dat de zang het meest te wenschen overlaet. Echter is het niet door onbekwaemheid, maer ook door gemis van tyd en door gebrek aen genegenheid voor die kunst, dat de onderwyzer zich onthoudt de noodige lessen in dit vak te geven. De zang zou ook in de bewaerscholen, in de bedelaers-gestichten en byzonder in de gestichten voor leerlingen-onderwyzeressen kunnen ingericht worden; in de laetste wordt de zang onderwezen, maer op geene regelmatige manier. Zou zulke maetregel nuttig zyn? De twyfel is voor de beschaefde minnaers van het lager onderwys geen twyfel meer. Het volks onderwys is in België, door buitengewoone omstandigheden, lang veronachtzaemd geweest, tot dat men eindelyk begrepen heeft, dat het slechts na lange poogingen mogelyk is, den smaek voor een vast onderricht in te boezemen. Van thans af is er het onderwys doorgaens aenzienlyk verbeterd. Zelfs is het eene strenge noodzakelykheid op de voordeelen van het zang-onderwys in de volksscholen aen te dringen, met het oogmerk van het gehoor en de stem der kinderen te vormen, en alzoo de jeugd tot het kunstmatig lezen voor te bereiden. Trekt de muziek niet de kinderen ter schole toe? Is zy niet eene goede voorbereiding tot de studie en tot de neiging om zich te onderrichten? Is zy in de volksfeesten niet een krachtig element, en feest zy er niet voor een groot gedeelte in mede? Inderdaed men kan, rypelyk ingezien, aen de noodzakelykheid van het muziek-onderwys in al de scholen niet twyfelen, noch den gelukkigen uitslag van dat onderwys, welke het, wanneer het wel ingericht is, zoude kunnen voortbrengen, loochenen. In de onderwyzers-conferentiën, welke door de schoolopzieners worden voorgezeten, houdt men zich weinig met dat vak van onderwys bezig, nogthans hebben sommige inspecteurs vragen voorgesteld, en hunne onderwyzers aenbevolen den zang in de scholen in te voeren. Het is ons aengenaem dergelyke aenbevelingen te kunnen aenhalen. Het dryjaerlyks verslagGa naar voetnoot(1) van het gouvernement over den staet van het lager onderwys geeft eene opgave van het onderricht in de muziek voor de negen provinciën, welke opgave wy hier laten volgen: Antwerpen: Men onderwyst er de muziek in vele scholen. Braband: De zang wordt in vier en zestig scholen onderwezen. West-Vlaenderen: Er wordt geene melding van gemaekt. Oost-Vlaenderen: Men geeft er muzikael onderwys in vele scholen. Henegouwen: In een groot getal scholen. Luik en Namen: Er is geene melding van gemaekt. Limburg: In een groot getal scholen. Luxemburg: In dertien jongens- en zeventien meisjesscholen. Onze lezers kunnen uit deze opgave oordeelen, hoezeer het muziekonderwys veronachtzaemd wordt: de provincie Braband bevat ongeveer 350 scholen, en de zang wordt er slechts in 64 onderwezen! In de provincie Luxemburg zyn meer dan 150 scholen, en het zang-onderwys wordt er maer in 30 gegeven! Wy achten het van onzen plicht aen te toonen hoe zeer het noodig is zich ernstig met de invoering van het zang-onderwys in de lagere scholen bezig te houden; wy kunnen de professoren, welke aen | |
[pagina 118]
| |
het hoofd van opvoedings-gestichten geplaetst zyn, niet genoeg aenmanen, zich met deze schoone kunst bekend te maken, die terzelfder tyd als eene nuttige en zedelyke uitspanning kan worden beschouwd. Met een gedeelte van hunnen tyd aen het geschikte volks onderwys te wyden, zullen de onderwyzers het land met eene nieuwe neiging, met eenen algemeenen lust tot eene nuttige en zedelyke kunst begiftigen; hun naem zal steeds aen een onbetwistbaer werk en aen de herinnering van eene groote verbetering in het onderwys der jeugd gehecht blyven. Edward Grégoir. |
|