ringen tien dubbel beloond; dan vergaf zy den spotnaem en de schimpwoorden die men haer en haer kind dagelyks naer het hoofd smeet; dan at zy haer droog brood en dronk zy haer water zoo te vreden als of het de fynste spyzen, de keurigste dranken waren.
Nogthans, allengs naderde het tydstip waerop het noodig werd te denken om den knaep een handwerk te doen aenleeren, en daer de arme Martha niet wist wat ambacht voor haer kind uit te kiezen, daer zy er niet toe besluiten kon van den knaep te verlaten, vermoeide zy zich sedert eenigen tyd dag en nacht den geest ten einde een goed beroep te vinden dat hem, zonder van haer te moeten scheiden, later, wanneer zy er niet meer zou zyn om voor hem te zorgen, zou toelaten op eene gemakkelyke wyze door de wereld te komen. Ook had zy hem er reeds meer dan eens over gesproken, doch de knaep scheen op zulke stonden van de spraek beroofd; want nimmer, wat moeite zy zich ook gaf, kon zy er in gelukken daer omtrent zyn gedacht te kennen.
Wanneer zy het waegde hem over dit onderwerp te spreken; bleef hy strak voor zich zien, als of hy er genoegen in vond de punten zyner schoenen te beschouwen; maer geen woord kwam hem over de lippen: de kleine knaep bleef zoo stom als een graf.
De oude dorpsmuzikant moest zich ook met het zelfde denkbeeld den geest bekommeren, want eens, dat hy op zekeren avond, tegen het einde van den zomer, in het gezelschap van den kleinen verstooteling, van eene bruiloft huiswaerts keerde, onderhield hy zich met hem over dit onderwerp.
- Pauwken, myn kleine vriend, - sprak hy, toen zy nog slechts eenige boogscheuten van den mylpael die ten einde van het dorp Rolanen stond, verwyderd waren, - Pauwken, myn jongen, gy zyt nu reeds veertien of vyftien jaer oud, niet waer?
- Met de toekomende lente word ik er vyftien, Hein, - antwoordde de knaep eenigzins trotsch het hoofd verheffende, als of hy zich reeds man gevoelde en innig te vrede was zoo lang te hebben geleefd.
- Welnu, - hernam de oude halfblinde muzikant; - het wordt meer dan tyd voor u, te denken om een ambacht aen te leeren. Uwe moeder wroet en schravelt dag en nacht om voor u den kost te winnen; dit mag niet blyven duren. Gy moet in uw eigen bestaen leeren voorzien, om aldus op uwe beurt uwe moeder in haren ouden dag te ondersteunen. Hebt gy daer al eens op nagedacht?
Het kind antwoordde niet, doch knikte toestemmend.
- En wat ambacht hebt gy uitgekozen? - vroeg de dorpsspeelman.
- Wat ambacht? - sprak de knaep het hoofd op de borst latende hellen, en na eenige schreden sprakeloos naest zynen ouden makker te hebben voortgestapt, liet hy er eenigzins verlegen op volgen: - ik weet het zelve niet, Hein.
- Hoe, gy weet niet wat ambacht te leeren? er zyn er nochtans wel twintig verschillige waeruit gy slechts te kiezen hebt.
- Muzikant, Hein! - hernam nu de knaep, - ik wil muzikant worden.
- Heere God! kind, wat zegt gy? - sprak de oude speelman, eenigzins bedroefd met het hoofd schuddende, - dat is het ergste van al de bedryven die ik ken. Muzikant! neen, jongen, neen, daeraen valt niet te denken, dat stieltje is lang door en door bedorven. Tegenwoordig zyn de straten met muziekanten gekasseid; in myn jongen tyd was dit gansch wat anders; maer nu kan men er met moeite droog brood mede verdienen. Is er ergens een feest waerop men een speelman behoeft, dan komen er muziekanten uit alle de steden aengeloopen; waer men er slechts één noodig heeft, bieden er zich wel twintig aen. En nochtans, wanneer ik u somtyds den boog over de vioolsnaren hoor stryken, dan word ik iets gewaer dat ik met den besten wil der wereld niet kan uitleggen, dan laet ik onwillens den arm naest de zyde zakken, en moet bekennen dat ik, uw oude leermeester, voor uwe kunde de vlag behoef te stryken. Ja, Pauw, ja, meer dan eens heb ik op zulke stonden gedacht in u een groot kunstenaer te hooren; ja, dan heb ik in koortsige opgewondenheid voor u eene schoone toekomst gedroomd.
- Welnu, dit alles zal zich eens verwezentlyken, - zegde de knaep, met eene soort van heilige begeestering het hoofd verheffende; - ik wil en zal muzikant worden.
- Maer om kunstenaer te worden gaet het zoo gemakkelyk niet; daer toe behoeft men veel tyd en veel geld, en gy kunt noch over het een noch ander beschikken; om daer toe te komen moet men in de stad woonen.
- Daer heen zal ik gaen, - antwoordde nogmaels de knaep; - ik wil kunstenaer worden, om myne moeder in haren ouden dag te beloonen voor de opofferingen die zy zich ten mynen wille heeft getroost.
De oude dorpsspeelman stapte eene wyl sprakeloos voort; toen wischte hy zich eene traen uit het oog, blikte het kind met een zydelinkschen weemoedigen blik aen, en terwyl hy eenigzins bedroefd met het hoofd schudde, sprak hy:
- Kom, kom, Pauw, myn kleine goede jongen, daeraen valt niet te denken; dit gedacht moet gy laten varen, het is eene gekheid! Gy moet iets anders uitzoeken; morgen zullen wy er nog eens verder over praten.
Nu stapten beide sprakeloos naest elkander en welhaest bereikten zy het dorp. Voor de wooning van Hein Krabdzacht scheidde de zoon van Martha Dorpat van zynen ouden vriend.