De Vlaamsche School. Jaargang 3
(1857)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– AuteursrechtvrijGeslachtboom der Scipiones.
| |
Navorsching der huisvrouwen van de Scipiones nasicae.In Ciceroos woorden hierbovenGa naar voetnoot(3) aengehaeld, vinden wy twee grootvaders van Metellus Scipio: de eene langs de vaderlyke zyde was Scipio de redenaer; de andere van moeders wege, Licinius Crassus; hieruit volgt, dat Publius van nummer 9, de vader van Metellus, eene Licinia tot echtgenoote heeft gehad. Dezelfde woorden leveren ons dry oudgrootvaders op van de vier welke wy moeten kennen: Scipio, Q. Metellus en Q. Scaevola; de vierde is noodzakelyk een Licinius Crassus. Scipio is de grootvader van Metellus vader langs vaders kant; Licinius Crassus is gelykelyk de grootvader van Metellus moeder van dezer vader wege. Onze opzoekingen moeten zich dan slechts tot Q. Metellus en Q. Scaevola bepalen. De volgende woorden van Cicero zullen ons desaengaende alle noodige inlichtingen verschaffen. ‘Wy hebben dikwyls Loelia, Caius dochter, hooren spreken; wy hebben in haer de kieschheid haers vaders gevonden, gelyk ook in beide de Mutiae hare dochters.... en in de Liciniae hare kleindochters, de welke ik alle beiden heb hooren redevoeringen houden; Brutus, ik vermeen dat gy de jongste, die met Scipio getrouwd was (dit staeft onze aenteekening van nummer 9) ook gehoord hebtGa naar voetnoot(1).’ Loelia moeder zynde van Mutia en grootmoeder van Licinia die met P. Scipio, vader van Metellus getrouwd was, moet dus de vader van deze Licinia met eene Mutia in huwelyk geweest zyn; deze Mutia was dan de grootmoeder van Metellus van moeders wege; nu de bynaem der Mucii was Scoevola dus Q. Scoevola hierboven opgegeven als Metellus oudgrootvader was grootvader van Metellus moeder langs moeders kant; dus was Q. Metellus de laetste der vier oudgrootvaders van Metellus Pius de grootvader van Metellus Pius vader van moeders wege; dus eindelyk was P. Scipio de redenaer (nummer 8) met eene Caecilia Metella in huwelyk geweest. Om deze redenering des te beter te doen verstaen zullen wy hier de | |
[pagina 30]
| |
kwaertieren van Metellus Scipio, by de Romeinen echter in geen gebruik, laten volgen. Nu gaen wy over tot het nakomelingschap van den broeder van Cnaeus (nummer 9); later zullen wy van zynen tweeden broeder spreken. 4. Publius. Livius verhaelt ons de dood van Publius kap. 34 van het 25sten boek en in het kap. 36 van het zelfde boek zegt hy ‘Cnaeus Scipio sneuvelde den negen en twintigsten dag na zynen broeder,’ (zie verder het volgende nummer). Hy liet twee zonen na, Publius en Lucius; van Lucius nakomelingschap zullen wy handelen na dit van zyn ouderen broeder. 5. Publius, de verwoester van Carthago. Hy wordt als volgt ten jaren 548 en 559 in de Fasti vermeld. P. Cornelius. P.f.L.n. Scipio Africanus ‘De Romeinsche legers onder bevel van Cnaeus, oom van den Afrikaner in Spanje gezonden zynde.Ga naar voetnoot(1)’ Florus doet ons nog beter deze afstamming kennen ‘Annibal... dreef het romeinsche leger by den stroom Ticinus op de vlugt. In dien slag, door het paerdevolk geleverd, wierd P. Cornelius Scipio, door zynen zoon, die later den bynaem van Afrikaner verkreeg, tegen den vyand behoed.Ga naar voetnoot(2)’ Hy was in echte met de derde AEmilia: ‘Scipio zegde aen zyne vrouw AEmilia dat hy hunner beiden dochter verloofd hadGa naar voetnoot(3).’ Valerius Maximus bewyst het zelfde. ‘De derde AEmilia huisvrouw van den eersten Afrikaner, moeder van Cornelia wier kinderen de Gracchi warenGa naar voetnoot(4).’ Waerschynelyk is het dat deze echtgenoten maer dry kinderen hebben voortgebracht. 6. Publius ‘Paulus AEmilius had den oudsten zyner zonen gegeven aen Publius Scipio, zoon van den Afrikaner, die niets van 's vaders grootheid behield als den roem van zynen naem en de kracht zyner welsprekenheidGa naar voetnoot(5).’ Livius zegt ook ‘In de plaets van Albinus verkoren de wichelaers P. Scipio zoon van den Afrikaner tot ambtgenootGa naar voetnoot(6).’ 6. Cornelia. ‘De oudste (Cornelia) werd buiten twyfel door haren vader aen P. Cornelius Nasica verloofdGa naar voetnoot(7).’ 6. Cornelia. ‘Men is het eens, zegt Livius, dat de jongste der twee dochteren (van den Afrikaner) met Gracchus is gehuwd geweest.’Ga naar voetnoot(1) ‘Cornelia de moeder der Gracchi.’Ga naar voetnoot(2) Tiberius Gracchus zoon van Tiberius Gracchus... door zyne moeder kleinzoon van den AfrikanerGa naar voetnoot(3) enz.’ 5. Lucius, broeder van den Afrikaner, wordt ten jare 562 vermeld als volgt in de fasti Capitolini: L. Cornelius P.f.L. n. die later de Asianer bygenoemd is geworden. ‘Gracchus drukte aldus zyn besluit uit: dat aengezien L. Scipio als rede bybracht dat zyn broeder ziek was, hy zich hiermede vergenoegde... dat hy niet zou toelaten dat P. Scipio beschuldigd wierde.’Ga naar voetnoot(4) ‘De consul L. Cornelius Scipio met den onderbevelhebber (legato) P. Scipio Afrikanus die gezegd had, dat hy onder zynen broeder de legers zou aengevoerd hebben.’Ga naar voetnoot(5) Zie verder de redevoering door P. Cornelius Nasica gehoudenGa naar voetnoot(6). 6. Het is onbetwistbaer dat indien de voorgaende een zoon heeft gehad deze laetste den voornaem Lucius moet gedragen hebben. Zie beneden 9. 7. Lucius. Zie beneden 9. 8. Lucius. Zie beneden 9. 9. In de Fasti vindt men ten jare 670 L. Cornelius L.f.L. n. Asiaticus. Ik houd het er mede, dat deze van den eersten Asianer no 5 is voortsgesproten. Myne reden volgen: 1o beider naem is Cornelius, diensvolgens behooren zy aen hetzelfde geslacht; 2o zy voeren beiden den bynaem Scipio, dus zyn zy uit hetzelfde huisgezin voortsstammende; 3o Beider tweede bynaem is Asiaticus, waeruit blykt, dat de laetste van den Asianer no 5 voorzeker is voortgekomen. Verders heeft deze laetste Lucius tot voornaem, en daer zyn vader en grootvader ook Lucii waren, heb ik niet geaerzeld geheel deze afstamming van eenen oudsten zoon des eersten Asianers afteleiden. Tusschen dezen laetsten en den Asiaticus van bet onderhavig nummer heb ik dry generatiën ingelascht: 1o omdat deze schikking tusschen vader en zoon eene ruimte van dertig jaren openlaet; 2o vermits de vader van Metellus Pius, die ook rond den jare 670 leefde, in den vyfden graed uit Cnaeus Calvus afgestamd zynde, ik het gevoegste heb geacht onzen Lucius in denzelfden graed van Publius des Kalen broeder, te verwyderen. Echter ik beken, dat de aeneenschakeling van dezen tak der Azianers op al te losse gronden rust, dan dat men niet ligt myn gansch gebouw in gruis zou kunnen doen storten. Ook zou ik het voor my niet geraedzaem vinden het harnas aen te gespen om myne afleiding tegen eenen aenvaller te verdedigen. | |
[pagina 31]
| |
4. Lucius. Men duide het my ook niet ten kwade, dat ik nog een anderen tak der Scipiones ga opsporen in de dikke duisternissen welke als het ware, de oude roomsche stammen omhulden, en denzelven zonder doorslagende bewysreden in het licht brenge. Wy hebben hier boven gezien dat P. Scipio en Cnaeus Calvus, beide zonen waren van zekeren Lucius; edoch volgens de gewoonte te Rome in zwang, hebben zy zeker eenen ouderen broeder gehad welke, naer zyn vader, Lucius moet geheeten hebben. Heeft deze Lucius de mannenjaren bereikt en kinderen achtergelaten? Dit zouden wy door geene aengehaelde woorden van oude schryvers kunnen verklaren. Wy vinden echter in de Fasti ten jare 577 Cn. Cornelius L.f.L. n. Hispallus. Deze bynaem, welke eenige jaren te voren in de geschiedenis voor de eerste mael voorkomt, is denkelyk ook dan eerst uitgevonden en aldus is het mogelyk dat deze Hispallus de zoon of misschien de kleinzoon van gemelden Lucius geweest zy. Immers wy treffen in AppianusGa naar voetnoot(1) eene zinsnede aen welke ons veroorlooft desaengaende eene gissing te wagen. ‘De Karthaginiers, zegt deze schryver, namen Cornelius Scipio Nasica en Cn. Cornelius Hispallus mede.’ Duidt deze keus van twee Scipiones om de wapens der Karthaginiers naer het roomsche kamp over te voeren, niet eenigzins aen dat zy bloedverwanten waren van den Afrikaner die Karthagoos macht had vergruisd. Trouwens die naem moest een slach van schrik aen de overwonnen inboezemen en hen des te gewilliger maken om aen hunne beloften te voldoen. Zeker is het dat Nasica met den Afrikaner door het bloed verbonden was; mogen wy dan hetzelfde van Hispallus niet denken? Indien ik my niet misgis heb ik deze vereeniging van Nasica met Hispallus nog op eene andere plaets aengetroffen; daer ik echter deze plaets toen niet aengeteekend heb en ze derhalve niet meer zou kunnen aenwyzen, wil ik dezen tweeden middel tot staving myner gissing den lezeren niet opdringen. 3. Cnaeus Asina. Wy geven hem op als broeder van Lucius no 3 en oom van Calvus no 4 om de volgende reden. In de Fasti wordt hy ten jare 493 als volgt beschreven. Cn. Cornelius L. f. Cn. n. Scipio Asina. 1o Deze Cnaeus en Lucius no 3 hadden beiden een Lucius tot vader; 2o beiden waren kleinzonen van Cnaeus; 3o zy waren van denzelfden stam als Cornelii, van hetzelfde huis als Scipiones; 4o zy leefden ten zelfden tyde, bekwamen het consulaetschap de eene het jaer na den andere en waren dus omtrent van denzelfden ouderdom. Indien ik al de werken van oude schryvers door kardinael Maïo en anderen sedert eene halve eeuw wedergevonden, en in zonderheid een groot gedeelte der geschiedenis van Dionysius Halicarnassensis had kunnen raedplegen, zou ik misschien doorslagende reden hebben kunnen bybrengen on de hiervoren opgegeven afstammingen onbetwyfelbaer te maken. Welkdanig echter myn werk zy men neme het in het goede aen, en verlieze niet uit het oog hoe moeijelyk het is om met byeengebrachte brokken een zoo duister punt der geschiedenis een weinig licht bytezetten. Xav. Vereecken. |
|