De Vlaamsche School. Jaargang 2
(1856)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij
[pagina 105]
| |
A van Noort.MM. Génard et Van Lerius ont dernièrement révoqué en doute et la jalousie de notre artiste (Théodore Rombouts), et les circonstances que rapporte Weyerman. Aucune preuve ne confirme ses assertions, aucune pièce ne nous ordonne d'y croire, je l'avoue............................. Mais des renseignements trop nombreux, trop certains, prouvent les moeurs dissolues des artistes néerlandais, pour qu'on se figure de voir en eux autant de patriarches. ‘Onrechtveerdig zal de nakomelingschap niet zyn. Waerlyk, in den beginne plant zy lof en blaem voort, zoo als zy die ontvangt; langzamerhand eventwel, brengt zy beide op hun echte punt terug.’ Deze woorden, die Lessing nederschreef by het overdenken van het lot eeniger groote mannen, zyn zy tot nu toe waerheid voor al die verhevene geesten, welke ons land zoo mild heeft voortgebracht, en wel byzonderlyk voor die breede schaer van uitmuntende kunstenaren, wier ontelbare en onovertroffene meesterwerken onzen geest nog dagelyks verrukken? - Wy gelooven het niet. Sedert twee eeuwen hebben vreemde schryvers de faem onzer grootste mannen aengerand; na hen, hebben belgische geschiedkundigen den laster voortgezet, en door een slaefsch, ja, een schuldig napraten, de valsche aentygingen van Bullart, Campo Weyerman en Descamps weerde en kracht gegeven. Slechts eenigen rekenden het zich ten plichte, de woorden des vreemden na te gaen, achtten | |
[pagina 106]
| |
het zich der moeite overweerdig, gewetensvolle opzoekingen over den roem onzer natie te ondernemen, om, met de bewysstukken in de hand, den naem onzer te lang miskende landgenooten te wreken. Volgen wy hun voorbeeld na; trachten wy, voor zoo veel het in onze macht is, de faem eens kunstenaers te herstellen, wiens eerekroon, sedert meer dan twee eeuwen, onder den snoodsten laster ligt verbroken.
Wie onzer lezers voelt zich de borst van fierheid niet zwellen by het hooren van het woord de Vlaemsche School der XVIIe eeuw? Het schynt dat dit woord iets tooverachtigs in zich besluit, dat het ons den roem onzes volks herinnert; de namen van Rubens, Van Balen, Jordaens, Schut, Van Dyck, De Vos en honderd anderen glanzen ons eensklaps voor oogen, terwyl wy ons van talryke en onvergelykbare meesterstukken zien omringd. Iets wat echter menigen onzer lezers zal ontsnapt zyn by het schitterend vertoog dat ons dit woord oplevert, is de naem van den man, dien wy deze grootsche school zyn verschuldigd. Het spreekwoord zegt: de glans verblindt, en wie, by het beschouwen der reuzenwerken van Rubens en Jordaens, gedenkt den minderen kunstenaer die beide uitmuntende schilders heeft voortgebracht? Helaes, vaek is de mensch onwillig ondankbaer; en welke meester genoot ooit het loon waerop zyn talent, zyne vlyt en zelfopoffering hem aenspraek gaven? De meester van Rubens, Van Balen, Vrancx en Jordaens, de stichter der zoogezegde school van Rubens, heeft onder dit oogpunt aen andere uitstekende leeraren niets te benyden. Niet alleen, dat ware nog een geluk, is hy door het talent zyner leerlingen in het donker geworpen, maer de lafste, de snoodste beschuldigingen hebben hem tot in zyn graf, gedurende meer dan twee honderd jaren, vervolgd. Adam Van Noort, zoo als wy hem door de huidige geschiedschryvers kennen, is een der hatelykste karakters die ooit den aerdbodem hebben betreden. Mr Alfred Michiels, de laetste die zich met 's meesters levensschets bezig hield, maekt van hem eene, zoo niet vleijende, dan toch dichterlyke beschryving: ‘Adam Van Noort, zegt hy, boezemt door zyne zonderlinge gewoonten een byzonder belang in; hy vertegenwoordigt eene gansche klas van menschen. Men vindt, in de noorderlanden, lieden die er de ware uitdrukking van zyn: de luchtgesteltenis oefent op hen de zelfde uitwerksels als op de natuer uit. Het zyn stormige karakters, gelyk de noorderzeeën; donkere geesten, gelyk de dag, welken eene grauwe lucht nauwelyks door de masttwygen laet doordringen; zielen vol wilde driften, welke, even als de noorderluchten, door schielyke veranderingen worden geteisterd. Wanneer men ze nadert, bevangt u eene soort van ongemak; men gevoelt dat de stryd die buiten tusschen de elementen heerscht, ook tusschen hunne geestvermogens, driften en ontwerpen woedt. Zonder te kunnen verklaren wat men gevoelt, wordt men droefgeestig, even als des winters, wanneer van een met sneeuw bedekt veld de zon is verdwenen, wanneer koperkleurige wolken tusschen de ontbladerde boomen glinsteren, en een hoop raven zich in het stervend licht onder yselyke kreten wentelen. Een lichte, koude wind zucht eentoonig tusschen de verwelkte struiken, een purperen mist stygt uit de dalen, waerin de vyvers liggen bevrozen. De duisternis zinkt droevig en schrikverwekkend neêr; het schynt dat de dood alles gaet omvatten, en het wyde veld een kerkhof is geworden. Adam Van Noort was een dezer hatelyke menschen die zulken droevigen invloed uitoefenen. Treurig en wild van karakter, nam hy zyne toevlucht tot den wyn om zyne droefgeestigheid te verdryven; de wyn schonk hem eene gemaekte vreugde, die voor eenen oogenblik zyne ontembare ziel ophelderde, en dan van zelfs, na de stormen der dronkenschap, uitdoofde. Wanneer hy niet gedronken had, mishandelde hy een ieder; zyne kunst, door de gramschap verzwakt, werd, om zoo te zeggen, de prooi zyner kwade luimen. Zulk een meester kon met den helderen en stillen geest van Rubens niet strooken. Jacob Jordaens, Van Baelen, Sebastiaen Franck verdroegen beter zyne woeste aenvallen. De eerste had eene machtige reden om zyn geduld te toonen: hy beminde de dochter des schilders, en wanneer de vader hem onbeschoft bejegende, putte hy nieuwen moed in eenen lach, in een goed woord van het engelachtige kind. Hy huwde zyne troosteresse.
Men voedde de hoop dat het huwelyk zyne barsche inborst zou verzacht hebben, doch het maekte hem slechts eigenzinniger en woedender. Alle gezelschap werd hem hatelyk.’ Wie onzer zou by het hooren dezer woorden nog eenige achting of erbarming kunnen koesteren voor den persoon op wien zy drukken? Een woestaerd, een dronkaerd, de laegste aller menschen! En echter wilde men een oogenblik hierover ernstig denken; wilde men de moeite doen na te gaen hoe de beschuldigingen zyn te weeg gebracht; dan zou men weldra den laster als glas verbryzelen, en de edele en grootsche figuer van den genialen Van Noort zou schitterend als de zon voor de oogen opryzen! Ofschoon wy een vyand zyn van alle nuttelooze aenhalingen, willen wy voor het oogenblik het boek der geschiedenis eens openslaen, en zien hoe een woord, door onvoorzichtigheid uitgesproken, weldra tot eene pletterende beschuldiging kan overgaen. De eerste schryver die van Adam Van Noort gewaegt, is een tydgenoot, en, wat meer is, een kunstmakker, Karel Van Mander. Na den naem van Tobias Verhaegt, Rubens | |
[pagina 107]
| |
eersten meester, te hebben aengehaeld, een' schilder, dien hy in het voorbygaen met den titel van goet landschap-maker begroet, zegt hy van Adam Van Noort dat hy oock fraey van figueren isGa naar voetnoot(1). Deze lof wordt vergroot door Cornelis De Bie, insgelyks een' tydgenoot van Van Noort, en die in zyn Gulden Cabinet, buiten een gansch gedicht ter zyner eereGa naar voetnoot(2), nog het volgende bevestigt: Adam Van Oort fut un paintre renommé en magnificques ordonnances, ce qu'on peut voir par diverses oeuvres qu'on trouve entre les mains des amateurs. Sandrart, die in 1675 schreef, getuigde omtrent hetzelfde, en zeker by dezen korten maer welgemeenden lof, had niemand kunnen veronderstellen dat de man wien deze gold, eenigzins in zyne eer zou kunnen gekrenkt worden. Het lot had eventwel er anders over beslist. Een onvoorzichtig Noordnederlander, die zyn leven ver van Antwerpen had doorgebracht, en meer dan eene grove onnauwkeurigheid te boeke steldeGa naar voetnoot(3), liet zich een woord ontglippen waervan hy voorzeker de gevolgen niet had berekend. Bullart, in zyne Académie des Sciences, wierp den eersten steen op de nagedachtenis van Van Noort. De oorzaek niet kunnende ontdekken, waerom Rubens zynen tweeden leermeester verliet, poogt hy dezen laetsten als een man van grove en ongebondene zeden af te malen. ‘Son premier (sic) maistre, zegt hy met nadruk, fut Adam Van Noort, peintre assez renommé; mais d'une humeur si grossière et si dissolue, que Rubens fut obligé à le quitter, pour se mettre sous la conduite d'Octave VeniusGa naar voetnoot(1).’ Het kwaed was geschied en dit op eene onherstelbare wyze. Het is een aloud erkend spreekwoord dat het vat uitgeeft wat het in heeft, en dat een bedorven mensch geerne zyne gebreken aen anderen toeëigent. Campo Weyerman, de verleider der onschuld, de lage schryver die zyne pen aen den meestbiedende verkocht, die om zyne eerkrenkende schriften tot eene levenslange gevangenis werd veroordeeld, Campo Weyerman was de ellendeling wiens heiligschende hand de kroon der nederlandsche kunst moest verbryzelenGa naar voetnoot(2). Zyne eigene schelmstukken op onze schilders toepassende, maekte hy van den levensloop onzer grootste kunstenaren een samenhangsel der hatelykste wandaden. Geen hunner wordt gespaerd. Het zedige Nederland wordt eene vereenigingsplaets van dronkaerds, fielen en boeven. Onder zulke pen moest Van Noorts faem weldra in den modder zyn geworpen. By gebrek aen byzondere inlichtingen over 's meesters levensschets, zal Weyerman de leemte met den eenen of anderen vuigen trek onmiddelyk weten aen te vullen. ‘Wy zouden, zegt hy, na het jaer der geboorte en dat des overlydens van Van Noort te hebben aengehaeld, er konnen byvoegen, dat hy zo brutaal was als een koetspaard, maar het is beter de dooden te laaten rusten.’ Gelukkig, inderdaed, zoo men Van Noort in zyne vergetelheid hadde laten rusten; dan ware zyne nagedachtenis ongeschonden bewaerd gebleven. Doch, jammer, de woorden van Bullart en Weyerman moesten eenen buitengewoonen opgang maken! De vreemdelingen, die geerne verkleinen wat onze nationale geschiedenis luister kan byzetten, sloegen oogenblikkelyk de handen aen het werk en bezoedelden den tot dan toe onbesproken naem van Van Noort; de romanschryvers van hunnen kant zagen niet ongeerne | |
[pagina 108]
| |
naest de reine figuer van Rubens het duistere beeld van zynen meester afsteken; zoekende naer contrasten, vonden zy hierin een heerlyk middel om hunne inbeelding bot te vieren; droevig contrast, voorwaer, wanneer het voor doel heeft eenen reus tot dwerg te verminken! Intusschen was het kwaed geschied. Van alle kanten hoorde men niets dan verwenschingen tegen Rubens tweeden meester opstygen; geen penseel kon den lof van den leerling afmalen zonder dadelyk den meester in de donkerste kleuren af te schetsen, en daer men niet eens van den leerling kon gewagen, zonder den naem van Van Noort te noemen, werden weldra de aentygingen zoo groot, dat zy eindelyk den schyn eener onwederleggelyke waerheid verkregen. Ook zou het onmogelyk zyn al de werken aen te halen, waerin de naem van Van Noort te kort wordt gedaen. Sedert Descamps, de nietwetende Franschman, die onze nationale kunstgeschiedenis bedierfGa naar voetnoot(1), tot aen Michiels, wiens zware aentygingen wy gedeeltelyk hebben aengehaeld, heeft zich niet eene stem ten voordeele van Van Noort verheven, en om er slechts een klein denkbeeld van te geven, zullen wy enkel aenhalen dat, ten jare 1840, tydens het tweehonderdjarig feest van Rubens een veertigtal werken over dezen laetsten verschenen, waervan, by onze weet, geen enkel de verdediging van Van Noort op zich nam. En nochtans deze verdediging was zeer gemakkelyk; 's meesters onnoozelheid is zoo tastbaer, de bewyzen daer van zyn zoo talryk, zoo licht om vinden, dat het ons leed doet te moeten bekennen dat geene enkele vaderlandsche pen tot nu toe zich met zyne levensschets had willen gelasten; droevig voorbeeld der waerheid van Basile's gezegde: Calomniez, calomniez, il en restera toujours quelque chose. De aentygingen tegen Van Noort kunnen in twee soorten verdeeld worden; de eerste drukken op zyn karakter en zyn huisselyk leven; de tweede op zyne geloofsbelydenis. De eerste hebben wy reeds vernietigd by het enkel aenhalen der bronnen, waeruit zy zyn voortgevloeid; de andere zullen vallen, wanneer wy bewyzen dat Van Noort den roomschen godsdienst heeft aengekleefd, en, naer allen schyn, in den schoot dezer kerk is gestorven. Deze eerste beschuldiging vernietigd, werpen wy eenen oogslag op de levensbaen des meesters, en zien wy wat hy wezenlyk voor de kunsten deed. Adam Van Noort werd te Antwerpen geboren in het jaer 1557. Zyn vader, Lambrecht Van Noort, was een bekwaem schilder en bouwmeester, die zyne vaderstad Amersfort had verlaten, om zich met der woon in het bloeijende en volkryke Antwerpen neder te zetten. De kunsten volgen de weelde, heeft men reeds menigmael gezegd; de Scheldestad, die sedert het verleggen van den koophandel van Brugge de stapelplaets van het Noorden van Europa was geworden, zag in haren schoot al het puik der nederlandsche kunstenaers en geleerden samenvloeijen. Plantyn richtte hier zyne wereldberoemde drukkery op, en de kunsten, die sedert Quinten Massys voor goed haren zetel in onze muren hadden gevestigd, hadden weerdige tolken in Frans Floris, Cornelis de Vriendt, maer bovenal in den grooten schilder Merten de Vos gevonden. Van zynen kant herschiep Ortelius, om zoo te zeggen, het vlak des aerdbodems, en opende, door geniale studiën, den weg voor nieuwe wereldzoekers. Het was in dit voorspoedig tydstip onzer geschiedenis dat Lambrecht Van Noort zich by deze talryke schaer van kunstenaren kwam voegen. De eerste jaren van zyn verblyf te Antwerpen vloten zonder merkweerdige gebeurtenissen voorby. In 1549, als vrymeester in de St-Lucasgilde ontvangen, zag hy zich met talryke bestellingen vereerenGa naar voetnoot(1). Gestadig aen het werk, bracht hy een aenzienlyk getal kunststukken voort, die, alhoewel zy door den tyd veel hebben geleden, thans nog blyken van een onmiskenbaer talent geven. En hier is het wel de plaets om een woord over Lambrechts schilderwyze te wagen. Velen zouden het misschien onder zich wanen, een onderzoek van het talent eens schilders te beginnen, die, wy bekennen het gereedelyk, slechts eenen minderen rang in de kunstwereld bekleedt; doch men vergete niet dat de machtigste stroomen hunnen oorsprong dikwyls by kleine rivieren nemen, en men verlieze niet uit het oog dat de groote school van Rubens, Jordaens, Van Balen en Van Dyck haren oorsprong heeft genomen in de nederige kunst van Lambrecht Van Noort. De wedergeboorte, die op het einde der XVe eeuw in Italië ontstond, en honderd jaer daerna in ons vaderland doordrong, had, alhoewel zy zich eerst in de letteren had laten gevoelen, weldra tot in de beeldende kunsten grond gevat. De studie der oudheden, maer byzonder die der grieksche modellen, welke men alsdan by menigte | |
[pagina 109]
| |
ontgroef, hadden zelfs de voortreffelykste meesters plotseling als van verbystering getroffen. De geest, die sedert de middeleeuwen de kunst had geleid, stond stil; hy was als verstomd by het zien van dit heir van meesterwerken, die, als by tooverslag, uit den schoot der aerde weder oprezen, en toonden dat er buiten hem nog eene kunst bestond. En inderdaed, sedert meer dan veertien eeuwen had het geloof de verheffing des geestes geprezen, de christene Kerk alleen de hand des kunstenaers bestierd. De verheffing der ziel is haer eenige doel, en thans zag zy eene wereld van kunststukken te voorschyn treden, waer de stoffelyke vormen de voornaemste weerde van uitmaekten. Zy zag op eens de scheppingen harer lievelingen, de voortreffelyke tafereelen van Giotto, Cimabue, Van Eyck, Memmelinghe, Van der Weyden en Massys in stryd staen met de eeuwige werken der grieksche godenleer van Phidias en Praxetiles. De nieuwheid verrukt: de wedergeboorte, die in den aenvang bestemd scheen om enkel goed te stichten, bracht integendeel een oneindig kwaed voort. Op gronden gevestigd die met de behoeften des tyds en des volks niet konden strooken, verbryzelde zy in éens het werk dat onze vaderen met moeite gedurende eeuwen hadden voltooid: zy gaf den doodslag aen de christene kunst, terwyl zy zich onmachtig gevoelde om eene eigenaerdige, nationale school in hare plaets te stellen. Groot inderdaed moet de opgetogenheid der geleerden en kunstenaers dier tyden zyn geweest. Hoe zouden zy anders niet hebben bemerkt, dat de grieksche kunst zoo min als de grieksche gewoonten aen een christenvolk toepasselyk waren? Wie hunner hadde zich kunnen voorstellen dat men hen in grieksche of romeinsche kleedy zou hebben gedoscht? De gedachte alleen hadde de schouders harer grootste voorstanders doen ophalen. En dwaes ook werd de hervorming der kunst toegepast. Jupiter werd als oorbeeld voor Christus genomen. Cupido, van den schoot zyner wulpsche moeder afgerukt, werd meermaels als type voor het goddelyk kind Jesus afgebeeld. Het was in het midden dezer geestverwarring dat Lambrecht Van Noort zich te Antwerpen vestigde. De wedergeboorte had reeds eene gansche omwenteling in de kunst voortgebracht. Frans Floris, die er de hevigste voorstander van was, bracht werken voort, welke men voornamentlyk voor de samenstelling kan bewonderen. Merten De Vos alleen, die de overleveringen onzer school met de volmaektheid der vormen poogde te vereenigen, bezat macht en genie genoeg om tafereelen te maken waerin het reinst godsdienstgevoel doorstraelt. Min door natuer bedeeld dan De Vos, kon Lambrecht Van Noort der algemeene opgewondenheid geen wederstand bieden. Met wil of onwil zag hy zich gedwongen den stroom des tyds te volgen, en, even als zyne kunstbroeders, voor de vreemde goden neder te knielen. Zyne onderwerping was echter slechts gedeeltelyk; en, dreef zyne ranke schuit in de volle waters der kunsthervorming, hy trachtte toch een der voorrechten onzer school voor schipbreuk te bewaren. Hy behertigde de kleur; met liefde sloot hy de geheimen der vlaemsche kunst in zyne ziel, om ze later eenen man toe te vertrouwen die met meer macht, met meer geest begaefd dan hy, als de hersteller der vlaemsche schilderschool zal optreden: die man is zyn zoon Adam Van Noort. Wat al nuttige lessen de jeugdige knaep in het werkhuis zyns vaders mocht genieten, getuigen de groote scheppingen die hy later heeft voortgebracht, getuigt de onovertroffen school die door hem werd gesticht. Met een machtig brein begaefd, ontdekte Van Noort onmiddelyk den weg dien de nederlandsche schilder moet volgen. Te groot om de hulp van vreemden in te roepen, wilde hy enkel in zyn hert de macht putten om de kunst tot haren oorsprong terug te leiden. De wil was zyne eenige dryfveêr; en, is hy in zyne ontwerpen gelukt, dan mag men zeggen, dat hy niets aen vorstengunst noch pralery heeft te danken, maer alles aen zich zelven, aen zynen vasten wil is verschuldigd. Van Noort werd in eenen akeligen tyd geboren; nog nauwelyks heeft hy de jongelingsjaren bereikt, die jaren welke gewoonlyk over het lot des schilders beslissen, of hy ziet op zyn vaderland de woeste stormen losbreken. De leer van Calvin zegeviert: een eeuwige haet is aen alle kunstwerk toegezworen. De byl der geuzen verbryzelt de meesterwerken waermede onze prachtige tempels zyn versierd, terwyl het vuer de overschotten vernielt die aen de verdelging als by mirakel zyn ontsnapt. De Onze Lieve Vrouwe kerk van Antwerpen, het puik der nederlandsche tempels, is slechts een gruishoop, waerin men enkel altaren in puin, tafereelen aen stukken kon opmerken. Welke man, die eenig gevoel van het schoone bezit, en het droevig schouwspel dezer verdelging in oogenschouw nam, zou in zynen yver niet zyn geknakt! Wie zou, in het midden eener algemeene kunstvervolging, nog den moed bezitten om nieuwe werken voort te brengen, die wellicht morgen door eene nog overheerschende domme menigte zullen verwoest worden? Wie zal thans nog de macht bezitten, om by den val der oude school eene nieuwe school op te richten? Wie? - Eene stem, uit een nederig huis, misschien uit eenen zolder ontsnapt, antwoordt: Adam Van Noort! De beeldstormery heeft zyne familie in de uiterste ellende gestort. Zyn vader, wiens hert by het aenschouwen der algemeene verdelging bitter bloedde, is ten grave gedaeld; zyne ziekte heeft de laetste middelen des huisgezins uitgeput, en de dertienjarige jongeling bezit zelfs de | |
[pagina 110]
| |
middelen niet om de schulden zyns vaders te voldoenGa naar voetnoot(1). Hoe diep deze herhaelde rampen het gemoed van Van Noort ook mochten treffen, zy waren niet in staet zyn gloeijend herte van den dienst der kunsten af te trekken. Beroofd van vader, op het oogenblik dat hy meest zyne raedgevingen zou noodig hebben, zag Adam Van Noort zich verplicht in het werkhuis van vreemde meesters aen te leeren wat hem anders met zoo vele liefde te huis werd ingeplant; doch de knaep had besloten schilder te worden, en geene macht op aerde zou hem in zyn voornemen hinderen. De zestiende eeuw bracht eene nieuwheid in de vlaemsche kunst, waervan wy thans nog de gevolgen gevoelen. Italië, dat eensklaps eene pleïade van uitstekende meesters had voortgebracht, was het punt geworden waerop de aendacht van gansch Europa was gevestigd. Van alle kanten stroomden de kunstenaren naer het bevoorrechte land, om, als het ware, het vuer huns geestes onder de stralen der milde zuiderzonne te ontvlammen. Raphaël, Michel-Angelo, Tiziano, Veroneze en menige anderen waren het voorwerp van eenen onafgebroken reistocht, dien de tyd in belangrykheid meer en meer deed winnen. Volgde Van Noort den algemeenen drift, die toen de vlaemsche zoowel als de vreemde kunstenaren bezielde? Verliet hy ook den vadergrond om voedsel voor zyne inbeelding onder eenen warmeren hemel te zoeken? Wy durven het niet bevestigen, alhoewel er in het leven dezes meesters eene genoegzame leemte bestaet om zulkdanige reis toe te laten. In 1557 geboren, zien wy hem slechts in 1587 te Antwerpen als schilder optreden. Zulk een gevorderde ouderdom alleen zou doen veronderstellen dat Van Noort eenigen tyd in vreemde landen heeft doorgebrachtGa naar voetnoot(2). Doch zelfs in deze veronderstelling, durven wy verklaren dat de vlaemsche schilder het voorbeeld niet volgde door andere nederlandsche meesters, zoo als Floris, Heemskerke en Coxie, gegeven. Verre van de school van Raphaël aen te kleven, kan hy slechts diegene van Venetië tot leidster hebben genomen: Tiziano alleen kan het talent van Van Noort hebben gevormd. Onze schilder had den ouderdom van 29 jaren bereikt, toen hy zich te Antwerpen voor goed vestigende, door de reinste banden werd vereenigd met een meisje wier huisselyke deugden hy hoog had weten te schatten. Elisabeth Nuyts behoorde aen een geslacht dat, sedert jaren, een zeker aenzien in de Scheldestad genoot; zelf was hare familie aen de kunst niet vreemd. Martinus Nutius werd destyds onder de voornaemste printers onzes vaderlands geteld. Thans hoofd van een gezin dat de hemel met meer dan eene spruit zou zegenen, besloot Van Noort zich uitsluitelyk aen zyn vak toe te wyden, en de kunst in hare breedste opvatting te beoefenen. Zulks kon echter niet oogenblikkelyk geschieden; in dat tydstip was de schilder verplicht zich vooafgaendelyk aen de strenge wetten des ambachts te onderwerpen. Onze voorvaderen zouden niet gedoogd hebben, dat de kunst door onbekwame mannen zou worden uitgeoefend; ieder jongeling, die zich op zyn vak ongestoord wilde toeleggen, was genoodzaekt bewyzen zyner geschiktheid aen de gezworenen, dekens van het schildersambacht, te leveren. Van Noort deed zyne proeve ten jare 1587, onder het dekenschap van Jan van den Kerckhove en Geeraert Schooff, en werd onmiddelyk, als vrymeesterszoon, in den Liggere der Sint-Lucasgilde aengeteekend. Van dit oogenblik kunnen wy 's meesters handel en wandel stiptelyk volgen. Zyne baen is als met een helder licht in de geschiedenis der vaderlandsche kunsten afgeteekend. Elke zyner schreden is een stap voorwaerts naer die machtige school, welke de naem van Rubens later zal bekroonen. De kunst, door Van Noort beoefend, was van verschillenden aerd. Gelyk alle meesters des tyds, legde hy zich op meer dan een vak toe. Niet alleen de kerk- en historieschildering maer ook het portret en het genre werd door hem met den besten uitslag beoefend. Volgens Sandrart maekte hy zich door het schilderen van groote figuren beroemd; zyne samenstellingen, welke wy meestendeels slechts door kopersneden kennen, toonden, volgens Rathgeber, dat de kunstenaer mythologische, allegorische, kerk- en genrestukken maelde. Zyne eerste werken, waervan De Bie gewaegt, duiden een streven aen naer zuiverheid van teekening en goede keus der samenstelling. Bovendien, voegt de duitsche geleerde er by, zyn deze met groot gemak in een schoon koloriet uitgevoerdGa naar voetnoot(1). | |
[pagina 111]
| |
Deze lofspraek is geenszins overdreven. Wy hebben het geluk in ons midden nog een drytal van 's meesters werken te bezitten, die ten eeuwigen dage als een monument van Van Noorts kunde zullen getuigen. En inderdaed, welk kunstkenner voelt zich niet in verwondering weggerukt by het aenschouwen der uitmuntende Vischvangst van Petrus, welke onze St-Jacobskerk versiert? Men ontwaert in dit tafereel een man wiens ryke en open geest de grootste onderwerpen kan bevatten, wiens machtige hand gansch gewillig de minste ingevingen des geestes volgt. Met eene buitengewoone losheid zyn de figuren als in eenen trek op het doek geworpen; eene ongedwongen en fiksche teekening, welke men vóór Van Noort nooit in de nederlandsche meesters heeft bemerkt, terwyl de vurige kleur en de studie van het luchtperspectief de werken van Rubens en Jordaens doen voorgevoelen. Dit tafereel doet ons ook den invloed berekenen, welken de meester op de nederlansche kunst heeft uitgeoefend. Wy meldden het reeds, Van Noort vond onze school in een erbarmelyken staet. De wedergeboorte en de hervorming hadden haer diepe, onherstelbare slagen toegebracht. De keten der tyden, die het verleden aen het tegenwoordige bond, was verbroken; en het was onmogelyk geweest ze weder te samen te brengen. Van Noort begreep zyne eeuw, en poogde, zoo veel het in zyne macht was, de hoedanigheden der oude school met de vereischten des tyds te vereenigen. Frans Floris, Michiel Coxie en anderen, door de studie der grieksche oudheden misleid, hadden reeds de mythologische onderwerpen in ons vaderland ingevoerd. Van Noort verhief deze schildering tot de hoogte van het heldendicht, en legde de grondsteenen der samenstellingen van Rubens en Jordaens. Vele geschiedschryvers bewonderaers der engelachtige onderwerpen van Van Eyck, Memmmelinghe en Massys, aenschouwen deze hervorming als eene heiligschending. Met hen betreuren wy den geest des tyds, doch rekenen het den kunstenaer geenszins tot misdaed, voor zyn tydstip en niet voor verdwenene eeuwen te hebben gearbeid. Geen schilder, hoe groot ook, kan den gedachtenstroom zyner eeuw ten volle wederstaen, en, volgens ons, moet de kunstenaer groot worden genoemd, die, in een tydstip van verbastering en wansmaek, uit de puinen eener beroemde school eene andere school doet heropryzen, welke, ofschoon op tegenovergestelde denkbeelden gegrond, door even groote hoedanigheden als de eerste uitschittert. Van NoortGa naar voetnoot(1) redde van de oude school wat te redden was: de kleur, de samenstelling, het luchtperspectief. Voor het overige volgde hy den weg dien de tydsomstandigheden voor zynen geest hadden afgebakend. En inderdaed, deze schildering was wel de eenig mogelyke in het tydstip waervan wy gewagen; zulks werd alsdan door de kunstenaers der XVIe eeuw algemeen erkend; ook aerzelde het bestuer der St-Lucasgilde geen oogenblik om onzen Adam de hoogste weerdigheid in het schildersambacht toe te vertrouwen. In 1598 werd hy tot de plaets van opperdeken verheven. In deze bediening kon Van Noort onzer school uitstekende diensten bewyzen. Hy bezat nu toch het recht al de werkhuizen der Antwerpsche schilders te bezoeken, en kon diensvolgens eenen heilvollen invloed op het gegeven onderwys uitoefenen. Zyne vurige en krachtige ziel schonk hem macht om deze moeijelyke taek te volbrengen; hy scheen als uitverkoren om de menigte te bewegen, en de zwaerste moeijelykheden naer zynen wil te dwingen. Vreemde schryvers zeggen dat hy in zynen omgang ruw was, doch zy verwarren ruwheid met vastheid van karakter; deze alleen schonk hem de kracht om de duizende hinderpalen te verbryzelen, die ieder man van overtuiging op zyne baen ontmoet. Van Noort's lessen brachten de schoonste vruchten voort. Geen werkhuis zag ooit zoo vele uitstekende meesters ontstaen, en allen, ook diegene welke Italië bezochten, bleven de school van Van Noort getrouw. Rubens zelf, die, ofschoon hy later de lessen van Otho Voenius bywoonde, en Italië bezocht, behield tot den laetsten dag in zyne schildering den stempel der school van zynen tweeden meester. De leerlingen van Van Noort zyn menigvuldig. De Liggere alleen toont er niet min dan twee-en-dertig, die van het jaer 1587 tot 1627 zyne lessen bywoondenGa naar voetnoot(1). Wy zouden te breedvoerig worden, indien wy de daden van alle deze kunstenaren poogden af te schetsen; wy zullen ons slechts met diegene ophouden, die zich door buitengewoone werken eenen eeuwigen roem hebben verworven: Van Balen, Vranckx, Rubens en Jordaens. De goede faem, welke de meester zich in korten tyd | |
[pagina 112]
| |
had verworven, lokte er den eersten dezer schilders heen. Van Balen behoorde tot een geslacht dat aen de kunst niet vreemd was. Verscheidene leden zyner familie hadden, in vroegere dagen, deel van de Antwerpsche St-Lucasgilde gemaekt, en hun naem was wellicht aen dien van den bloei onzer school verbondenGa naar voetnoot(1). Fyn en teêrgevoelig van hert, met eene engelenreine ziel begaefd, zag Hendrik Van Balen, onder de goede leiding van Van Noort, zich eene heerlyke toekomst ontsluiten. Zyn geest had weldra de geheimen der schildering gepeild, in weinige jaren was hy palet en borstel machtig. De aenstaende meester van Van Dyck en Snyders kondigde zich aen door werken, waerin de reinheid der teekening den prys aen de vastheid der kleur betwist. Naest Van Balen ontmoeten wy een tweeden kunstenaer: van eene gansch andere inborst, wordt Sebastiaen Vrancx eene andere uitdrukking der vaderlandsche school. Te Antwerpen in 1578 geboren, werd hy nog kind zynde aen de zorgen van Van Noort toevertrouwd. In het werkhuis dezes laetsten deed hy groote voortschreden, en beloofde eensdags, even als zyn meester, een uitmuntend historieschilder te worden. Zyn ridderlyke geest dreef hem echter tot het malen van andere onderwerpen. Zyne liefhebbery voor peerden, zegt een geschiedschryverGa naar voetnoot(2), dreef hem aen om tafereelen te behandelen waerin hy deze dieren gevoeglyk kon opvoeren, als daer zyn: jachten, belegeringen, veldslagen. De voortreffelykheid waermede hy dergelyke stukken uitvoerde, getuigt dat Van Noort zyn onderwys, volgens den natuerlyken aenleg des leerlinge, kon plooijen, en het zoo veelvoudig als grondig was. Doch wy naderen een tydstip waerop de geschiedenis van Van Noort niet alleen belangryk wordt voor den schilder in 't byzonder; maer het grootste gewicht verkrygt voor de kunst in 't algemeen. Op 29 juny 1577, was te Siegen in Duitschland, van Antwerpsche ouders, een kindje geboren, dat by zynen doop de namen van Peeter-Pauwel Rubens ontving. De ster des geluks lachte in den begin het jeugdige knaepje niet toe. Zyn vader, die lange jaren in den vreemde had doorgebracht, overleed te Keulen op 18 meert 1587. Beroofd van haren echtgenoot, betrok Maria Pypelinckx hare geboortestad, alwaer zy in de opvoeding van haer teêrgeliefde kroost leniging harer smerte poogde te vinden. De school van Van Noort was ten dien tyde in vollen bloei; eene menigte leerlingen schaerden zich onder het geleide des vermeerden meesters. Rubens, die reeds, onder Tobias Verhaecht, de eerste stappen op het kunstveld had gewaegd, voelde zynen geest ontvlammen by het verhael dat men hem van 's meesters voortreffelyke lessen deed. Hy ook wilde zich onder eene banier plaetsen die reeds zoo menige talentvolle knapen op het pad des roems had gevoerd. Ten jare 1592, trad onze Peeter-Pauwel in het werkhuis van Van Noort. Rubens woonde sedert vier jaren de lessen des bekwamen mans by, en reeds voelde hy zich machtig genoeg om zich op eigene wieken ter vlucht te wagen. Door eene welgeleide studie had hy zich de schilderwyze zyns meesters weten toe te eigenen; zyn open geest had de geheimen der vlaemsche school doorgrond; Rubens, ofschoon nog kind, was reeds de voorbode des kunstenaers van later dagen. Van Noort vleide zich voorzeker weldra het zaed te zien bloeijen dat hy met milde hand in de ziel van Rubens had gestort. De goede meester streelde zich met de gedachte dat de nakomelingschap hem zou dankbaer wezen voor den kunstenaer, dien hy met zoo veel liefde had gekweekt; dat de namen van meester en leerling eenmael te samen tot de nageslachten zouden overgaen. Helaes! het sic non vobis van Virgilius werd den Antwerpschen schilder op nieuw toegepast. Op het punt van het loon zyner vlyt te ontvangen, zag hy zich door eenen meer begunstigden kunstenaer de tytels ontrukken, waerop hy alleen tot dan aenspraek mocht maken. Van Veen had zich met der woon te Antwerpen gevestigd. Alhoewel Nederlander van geboorte, hoorde hy slechts gedeeltelyk aen ons vaderland toe. Noch de school van Brugge, noch die van Antwerpen mochten hem voor hunnen leerling erkennen. De vermaerde dichter en schilder Lampsonius had voor hem de baen der kunst geopend; aen den Italiaen Frederico Zucchero hoort echter de eer toe hem tot schilder te hebben gemaekt. In bezit eener schitterende opvoeding, met eene fyne en dichterlyke ziel begaefd, was Otho Vaenius een der uitstekendste kunstenaren zyner eeuw. Zyn talent, even als zyne geboorte, deden hem den rang van schilder aen het hof van Braband verwerven. Bloedverwant onzer hertogen, had hy betrekkingen met de hoogstgeplaetste persoonen aengeknoopt, en was hy oogenblikkelyk in bezit vaneen aenzien, dat de gewoone burger zyner eeuw niet licht mocht bekomen. Al wat uit den vreemde komt, heeft ten allen tyde grooten byval in ons vaderland gevonden. Otho Vaenius trad aenstonds in 't bezit eener faem, die de best gegronde reputatiën der inlandsche kunstenaren overschaduwde. De grooten brachten hem hunne hulde toe voor de gunst die hy aen het hof genoot, de burgers achtten hem met recht als een mensch van onbesproken zeden, als een kunstenaer van buitengewoon talent. De groote loftuitingen, overal aen Van Veen gegeven, deden waerschynlyk in Rubens den wensch ontkiemen om in het werkhuis dezes meesters te treden. Hy bezat | |
[pagina 113]
| |
pp. rubens en a. van dyck.
nu reeds de schilderwyze van Van Noort, en eene vergelyking van het talent der twee grootste nederlandsche kunstenaers des tyds zou buiten twyfel voor een jongeling als Rubens uitstekende vruchten dragen. Ten jare 1596 verliet Peeter-Pauwel zynen ouden meester Van Noort, en trad, vol hoop en begeestering, in de werkzael van Otto Van Veen. In deze zaek, die wy als zeer eenvoudig beschouwen, vinden de fransche schryvers stof den laster by overmaet op den naem van Van Noort te werpen. Hunne aentygingen zyn echter zoo tegenstrydig, zoo ongegrond, dat hunne overdrevenheid alleen hun alle vertrouwen ontzegt. Volgens de eenen, zou Van Noort zich aen de uiterste dronkenschap en losbandigheid overgelaten hebben, en, niet tevreden zyne leerlingen met de grofste woorden te bejegenen, zou hy menig hunner mishandeld hebben. Jordaens alleen kon de woeste grillen zyns meesters verduren. Hy beminde dezes dochter, en vond in de liefde van het teedere kind de zalf voor de wonden des vaders! Hoe dit alles te samenhangt, weten wy niet; de zelfde schryvers die Van Noort van grofheid, van dronkenschap betichten, hebben het zich eene plicht gerekend, de achtbare moeder van Rubens voor te stellen als eene vrouw van hoogen rang, van uitmuntende deugden, die haren zoon boven mate lief had, ja voor hem alles zou opgeofferd hebben. En het is deze ryke, deze deugdzame vrouw, deze teedere moeder, die haer veelbelovend kind, gedurende den tyd van vier lange jaren, niet eenen uitmuntenden kunstenaer, niet eenen man van goede zeden, maer eenen slemper, eenen dronkaerd toevertrouwde, die de verachting der gansche stad op zich had getrokkenGa naar voetnoot(1). Of de beschuldigers van Van Noort de ongerymdheid hunner aentygingen gevoeld hebben, weten wy niet; zy hebben zich eventwel op eenen anderen grond geplaetst, die, wy zullen het bewyzen, nog onvaster is dan de eerste. Volgens hen, was Van Noort, zoo niet protestant geboren, dan toch het protestantismus aengekleefd; Rubens, die eener catholyke familie toebehoorde, kon niet langer by eenen aenhanger van Calvin verblyven; Jordaens, integendeel, was in de hervormde leer opgevoed; er was dus eenheid in de gedachten; daerenboven, zoo als wy hooger aenteekenden, Jordaens minde Adams dochter, en dit maekte alles goed. Wy hebben reeds herhaelde malen gezegd dat Van Noort in den catholyken godsdienst werd opgebracht; dat hy met Elisabeth Nuyts was gehuwd, die ook van eene roomsche familie afstamde; verder zal het blyken dat zyne kinderen in O.L.V. kerk werden gedoopt, en zyne dochter Catharina in den echt trad met Jordaens, toen deze laetste nog als kind der roomsche kerk was aengeteekend; dat dezes kinderen in O.L.V. kerk gedoopt werden, en Adam Van Noort ten jare 1625, dus 29 jaren na dat Rubens zyne school verlaten had, de plaets van peter by den doop van Jordaens zoon vervulde; ein- | |
[pagina 114]
| |
delyk zullen wy trachten te toonen dat Van Noort in de roomsch-catholyke religie gestorven is! Wat de liefde van Jordaens tot de dochter van Van Noort aengaet, die rust op eenen gansch anderen grond; en wat verdient aengemerkt te worden, is dat Jordaens niet te gelyker tyd met Rubens ter schole van Adam ging, maer in deze trad, toen Rubens reeds lange jaren uit het vaderland was weggereisd. Ook moeten wy bekennen, dat geen der beschuldigers van Van Noort den naem eens enkelen leerlings meldt, die de school dezes meesters uit oorzaek zyner losbandigheid of kettery hebbe verlaten. De aentyging, tegen Van Noort gericht, moet dus als enkele laster aenzien worden; Rubens werd door zyne moeder aen een grooten meester toevertrouwd, die zich, van de door hem aengenomene taek op het schitterendste heeft gekweten. Indien Rubens, na vier jaren studie, het goed vond de lessen van Otho Van Veen by te woonen, dan is dit, zoo als wy elders zeiden, slechts aen de gedachte toe te wyten, dat hy in deze verandering het middel zag om de twee grootste schilders zyner eeuw te bestuderen. Deze verklaring zal mogelyk eenvoudig schynen, doch is zy daerom de natuerlyke en de ware niet?Ga naar voetnoot(1) Negen jaren waren er verloopen, sedert dat de jeugdige Rubens als vrymeester in de St-Lucasgilde was ontvangen, toen er in het werkhuis van Van Noort een ander jongeling trad die, even als onze Peeter-Pauwel, in zyne ziel den vurigsten drift voor het schoone voedde. Hy was eens lynwatiers zoon; doch zyn naem was die van een groot kunstenaer. Jacob Jordaens behoort tot die klas van uitgelezene mannen welke alles aen hun genie zyn verschuldigd. Kind van burgerlyke ouders, rees hy door zynen vasten wil en alomvattend talent tot eenen rang en welvaert die slechts door den vorstelyken prael van Rubens werden overtroffen. In den loop der zeventiende eeuw, schynt ons het beeld van Jordaens grootsch en statig. Het vormt met Rubens en Van Dyck dit heerlyk drytal dat op eens de overtreffelykheid der antwerpsche school boven welkdanige andere van dit tydstip vestigde. Jordaens had alles aen Van Noort te danken. Nooit trad hy in het werkhuis eens anderen meesters; nooit verliet hy den vaderlandschen grond om vreemde scholen te gaen bestuderen. Vlaemsch was zyne opvoeding, en vlaemsch de uitdrukking zyner kunst. Zyn gloeijend koloriet werd in de eenzame wooning van Van Noort ontstoken, om van daer zynen glans over de gansche wereld te verspreiden. Historie-, portret- en genreschilder, geeft hy het volmaektste denkbeeld van de vakken welke met den besten uitslag in het werkhuis van Van Noort werden beoefend. Jordaens, die, gelyk wy zegden, als de reinste uitdrukking der school van Van Noort mag aenzien worden, werd nog door nauwere banden aen zynen kunstvader gehecht. Van Noort had eene dochter met name Catharina. Alhoewel eenige jaren ouder dan onze Jacob, waren hare huisselyke deugden genoeg om de liefde des jeugdigen kunstenaers op te wekken. Jordaens moest wel eene hevige liefde voor de lieve freule koesteren, daer hy reeds, op zyn dry-en-twintigste jaer, met haer in den echt tradGa naar voetnoot(1). Deze geestelyke plechtigheid, die wy met inzicht aenhalen, werd in Onze Lieve Vrouwe kerk te Antwerpen, op 15 mei 1616, gevierd. De getuigen waren: Simon Jordaens en Adam Van Noort, vader der bruidGa naar voetnoot(2). Het schynt dat al de daden waerop de meester mocht fier zyn, bestemd waren om later ten zynen nadeele uitgelegd te worden. Dit huwelyk zyner dochter met eenen jongeling die zulke uitstekende hoedanigheden bezat als Jordaens, moest wederom eene bron worden, waerin de nakomelingschap stof tot laster zou vinden. Van Noort, zoo men verhaelt, zou, korts na die echtverbintenis, te samen met zyne dochter en zynen schoonzoon, den godsdienst hunner vaders hebben afgezworen, om de hervorming van Calvin aen te kleven. Doch wy vroegen het reeds, waerop is deze aentyging gegrond? Op dit enkel feit, dat Jordaens ten jare 1671 voor de eerste mael tot het avondmael werd toegelatenGa naar voetnoot(3), en, sedert dat tydstip, de beschermer der hervormden te Antwerpen werd. Maer dit feit, welk enkel bewyst dat Jordaens de kerk verliet, die zyn talent had gekweekt, kan men daeruit eenige gevolgen ten nadeele van Van Noort trekken? Omdat Jordaens, op zyn acht-en- | |
[pagina 115]
| |
zeventigste jaer de hervorming toetreedt, toont dit dat Van Noort, die in 1641 overleed, insgelyks zynen godsdienst heeft verloochend? Wy kunnen dit stelsel niet aenveerden. Integendeel, wy bezitten bewyzen dat Van Noort, tot in het jaer 1625, den roomsch-catholyken godsdienst getrouw bleef. Inderdaed, vinden wy niet dat, by de geboorte van Jordaens' oudere dochter, Elisabeth, in 1617, Van Noorts echtgenoote als meter by de doopplechtigheid in de O.-L.-V. kerk voorkomt? Acht jaren later, op 2 july 1625, zien wy Van Noort zelf als peter van zyn kleinzoon, Jacobus Jordaens, in het doopboek der Antwerpsche Cathedrale aengeteekend. En men brenge tegen deze herhaelde getuigschriften niet in, dat dergelyke aenteekeningen in de kerkregisters niets beduiden; dat zy slechts het bewys zyn eener enkele formaliteit zonder aenbelang, waeraen de protestanten zich destyds in schyn onderwierpen, daer de roomsche geestelykheid alsdan zeer toegevend was en zich met eene enkele plichtpleging te vreden hield: de catholyke godsdienst bestaet in geene uiterlyke teekens, en het gebruik der Sakramenten, zonder voorafgaendelyke belydenis, is eene heiligschennisGa naar voetnoot(2). Van Noort bleef dus der roomsche kerk getrouw tot in het jaer 1625, en alles schynt aen te duiden dat hy in haren schoot overleed. Indien Jordaens later de groudbeginsels afzwoor, welke hem tot dan als richtsnoer hadden gediend, kan men zulks den schoonvader niet ten laste leggen. Catholyk by zyne geboorte, heeft hy zyn leven lang gearbeid ter verheerlyking dier kerk, welke, alleen tusschen alle andere, de kunsten ter opluistering van den godsdienst inroept. Kennen wy thans den man door zyne werken en de onvergelykbare leerlingen welke hy heeft voortgebracht, dan zullen wy hem ook in zynen huisselyken handel en wandel, in zyne familie- en vriendschappelyke betrekkingen, poogen af te schilderen. Groote moeite zal het ons niet kosten om in Van Noort's wooning te treden. Hy is burger, en de burger ontvangt graeg het bezoek zyns gelyken. In eene der straten van Onze-Lieve-Vrouwe parochie ontdekken wy de wooning des kundigen schilders; eenvoudig doch smaekvol is hare versiering. Elisabeth Nuyts, Adam's gade, heeft ze tot een waer kluisje opgesmukt. Rondom de brave echtgenoote huppelen een vyftal kinderen, twee jongens en dry meisjes, die, allen met den blos op de wangen, de levende blyken zyn der goede verzorging hunner moederGa naar voetnoot(1). Intusschentyd is Van Noort in zyn werkhuis opgesloten. Aldaer ontvangt hy de bezoeken van eenige vrienden. Plantyn, wiens portret hy schildert, en voor wien hy verder nog eenige teekeningen uitvoertGa naar voetnoot(2), brengt hem, naer allen schyn, in betrekking met de uitstekende geleerden en plaet- | |
[pagina 116]
| |
snyders die aen de groote drukkery zyn gehecht: Kiliaen, Justus Lipsius, Adriaen Collaert, de schoonzoon van Filips Galle, en zyn mededeken van de St-Lucasgilde in 1597; Peeter de Jode en Raphaël Sadeler, die verscheidene zyner tafereelen in print doen uitgaen, worden onder de voornaemste kennissen van het eerste tydstip van Adams leven gerekend. Later, wanneer leerlingen als Rubens, Van Balen, Vrancx en Jordaens uit zyn werkhuis zyn voortgesproten, wanneer deze laetste zich door de banden des bloeds aen zyn lot verbindt, wordt de kring zyner betrekkingen noodzakelyk ook uitgebreider. Hy helpt de rederykkamer der Violieren in haren vorigen luister herstellen en deelt met vreugde in de zegenpralen welke dit taellievend genootschap behaelt. Verre van zich, zoo als men beweertGa naar voetnoot(1), van alle gezelschap af te zonderen, doet hy ten jare 1619, in zyne hoedanigheid van ouddeken, geschenken aen de ViolierenGa naar voetnoot(2), gezamentlyk met zyne kunstbroeders Rombout Van der Veken, Adrien Collaert, Peeter Bom, Willem De Vos, David Remeeus, Jan Breugel, den fluweelen, Otto Van Veen, Jan en Robrecht Collyns, de Nola, Thomas Cassiers, Abraham Janssens, Peeter De Jode, Hendrik Van Balen, Theodoor Galle, Joos De Momper, Sebastiaen Vrancx, Jan Collaert, Jan Van Keerberghen, Frans Francken, Peeter Goetkint, Adriaen Van Stalbempt en menige andere voorstanders der nationale letterkunde in Braband. De aenteekeningen van den naem van Van Noort tusschen het puik der vlaemsche kunstenaren der XVIIe eeuw duidt genoeg de achting aen welke onze schilder in zyn leven genoot. Ook zou zulke aenhaling, onzes dunkens, volstaen om allen twyfel over 's meesters gedrag te doen verdwynen; doch de haet die Van Noort onophoudelyk vervolgt, heeft tot in de blyken van toegenegenheid zyner vrienden bewyzen ten zynen nadeele poogen te ontdekken. Van Dyck, de geniale leerling van Van Balen en Rubens, die door zyne dubbele opvoeding by beide kunstenaren, om zoo te zeggen, de dubbele leerling van Van Noort mag genoemd worden, had dezen laetsten de eer aengedaen zyn portret af te malen. Dit voortbrengsel zou, naest de afbeeldingen der grootste meesters der XVIIe eeuw, in een afzonderlyk album worden uitgegeven; ettelyke jaren daerna, toen Van Noort reeds eenen hoogen ouderdom had bereikt, maelde, op zyne beurt, zyn schoonzoon Jordaens het heerlyke afbeeldsel dat ten jare 1662 in De Bie's Gulden cabinet werd opgenomen, en thans aen het hoofd dezer levensschets verschyntGa naar voetnoot(1). Eenige der hedendaegsche geschiedschryvers deze portretten in oogenschouw nemende, roepen eensklaps uit: Wy hebben het bewys van 's meesters ongebonden leven ontdekt. ‘Zyn afbeeldsel, zegt Alfred Michiels, dat twee of drymael werd gegraveerd, is het zinnebeeld van ruwheid en onbeschoftheid.’ Doch wy, van onzen kant, vragen rechtzinnig aen onze lezers: wie uwer die zich op de phrenologische studiën heeft toegelegd, vindt in het afbeeldsel, door Jordaens geschilderd, blyken van de ongebondenheid die men onzen schilder ten laste legt? Wy ontmoeten in dit hoofd al de kenmerken van macht, van wil, van overtuiging; wy erkennen een brein dat de grootste gedachten kan vormen, doch ongebondenheid en slempery zyn twee hoofdtrekken die wy daerin, zelfs met de grootste toegevendheid, niet kunnen ontdekken. Het portret, door Van Dyck geteekend, is minder ernstig. Het is slechts eene onvoltooide etsing. Hier is de meester in eene lachende houding voorgesteld; doch wy moeten bekennen, dat wy in deze plaetsnêe met moeite den kunstenaer terug vinden, die ons Jordaens heeft afgemaeld. Deze laetste was toch best in staet de gelaetstrekken des mans te kennen, dien hy dagelyks met den naem van vader begroette. Van Noort had eenen hoogen ouderdom bereikt, toen Jordaens dit afbeeldsel uitvoerde. De kunstenaer had reeds het lastige onderwys verlaten, om zich uitsluitelyk op zyn geliefde vak toe te leggen. In 1627 vinden wy de laetste zyner leerlingen in den Liggere der St-Lucasgilde vermeld, en, ofschoon men uit deze enkele aenhaling niet gereedelyk het gevolg moge trekken dat Van Noort onmiddelyk van alle onderwys afzag, levert het echter het bewys, dat hy zich van dan af tot een stiller, een rustiger leven heeft begeven. En deze rust mocht Van Noort wel genieten. Was hy niet reeds tot eenen ouderdom gekomen dien het weinigen kunstenaren vergund is te bereiken? Had hy niet een der ongelukkigste tydvakken beleefd, en was zyn bestaen geen gedurige stryd geweest voor kunsten en wetenschappen? Had hy niet eene menigte meesterwerken voortgebracht, en mocht hy thans niet het hoofd ter ruste leggen, nu eene talryke schaer kunstenaers, leerlingen zyner leerlingen, de plaets met luister konden vervullen, die hy zoo | |
[pagina 117]
| |
weerdiglyk had bekleed? Van Noort, in weêrwil van alle aentygingen, heeft veel gearbeid, en zyn thans het grootste deel zyner werken onder 's meesters naem niet meer bekend, men heeft zulks alleen aen hunne voortreffelykheid toe te schryven. Kunstverkoopers verhaelden ons, dat, by hunne weet, menig tafereel het handteeken van Adam Van Noort werd ontrukt, om later aen min beoefende kenners voor Rubensen en Jordaensen verhandeld te worden. Strekt dergelyke smokkelhandel de schilderwyze onzes kunstenaers tot eer, zy deed ter zelfder tyd den gryzen meester tot den rang der onvruchtbaerste schilders vervallen! Het jaer 1632 zag den vermaerden schilder Hendrik Van Balen ten grave dalen; acht jaren daerna, overleed de grootste der schilders, waerop ons vaderland mag bogen. Rubens, wiens onversaegd genie de gansche wereld, als het ware, omvatte, verwisselde het tydelyke met het eeuwige op 30 mei 1640. Van Noort had het droevig geluk deze twee zyner leerlingen te overleven. De tachentigjarige meester, dien men vermetel genoeg van dronkenschap en ongebonden leven beschuldigt, was nog dáer om de oogen zyner leerlingen te sluiten. Hy die deze weelderige planten had zien geboren worden, die ze in haren bloei had bewonderd, zag ze thans, by den te vroegen avond haers levens, verwelkt op het frische veld dat zy door haren glans hadden versierd. Van Noort boog het hoofd by deze herhaelde slagen. Hy voelde dat het uer gekomen was waerop hy zelve zyne ziel in de handen zyns Scheppers zou gaen leveren. Met rustig gemoed zag hy het oogenblik des scheidens naderen. Gesterkt door de liefde van Jordaens en die zyner kinderen en kindskinderen, overleed onze schilder op het einde van 1641Ga naar voetnoot(1) in het vier-en-tachentigste jaer zyns ouderdoms. De dood kon voor hem niets pynlyks hebben; want hy had het grootste geluk beleefd dat een mensch op aerde kan genieten: hy had zyn werk bekroond gezien met den stempel der eeuwigheid! By de groote ramp die de Vlaemsche School door de dood van Rubens had getroffen, bemerkte men weinig het afsterven van den man, dien Antwerpen niet alleen als een voortreffelyk kunstenaer, maer als een weldoener mag begroeten. Stichter eener weêrgalooze school, wier grondbeginselen door de vlaemsche schilders thans nog worden gevolgd, zag hy tot loon zyner vlyt, laster en spot de schoonste zyner daden bezoedelen. Twee eeuwen heeft de kanker des haets aen zyne nagedachtenis geknaegd, en zyn naem, die door een dankbaer nageslacht met eerbied zou moeten uitgesproken worden, werd het zinnebeeld van het walgelykste aller schepselen. Vrienden van al wat onze nationale geschiedenis luister kan byzetten, hebben wy gepoogd den naem van Van Noort uit de minachting herop te beuren. Konden wy, na zoo lange verwaerloozing, 's mans daden in haren vollen glans voor het oog niet ontrollen, wy deden toch eenige titels kennen die zyne nagedachtenis tot onze naneven zullen doen overgaen. Onze poogingen zyn dus de eerste wenken tot eene volledige faemherstelling! Hebben wy in onze onderneming gelukt, dan zal de tyd ons hare hulp niet ontzeggen; gesteund door Rubens, VanBalen, Vrancx en Jordaens, kan geene menschelyke macht den eerzuil verbryzelen waerop het beeld van Van Noort in latere tyden zal pralen. P. Génard. |
|