Vlaanderen. Jaargang 5(1907)– [tijdschrift] Vlaanderen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 322] [p. 322] Zomer. Wat is de wereld rijk in 't blonde zomerlicht, met al dat groeiend groen en blije blikkrend water, met wonder-teere klank in ieder lief geluid. Ik voel mij argeloos gelukkig, lijk een wicht gezete' op moeders arm, hel kraaiend om 't geklater der fijne straal-fontein die schitterblinkend spuit, en klaar-verdroppend dauwt op donkerkleurge bloemen, waarom de vliegen gonze' en honigbiekens zoemen. Ik ga naar 't koele bosch langs smallen wegel, naast de weien, waar in 't wit gekleede kinders dansen op 't fijfren van het fluitje dat een blozerd blaast. Ze draaien hand aan hand in wijden rondendans, en om losgewoelde lokken benglen looverkransen. Hun lachjes gichlen schel, hun klare stemkens klinken lijk 't waterdropple', en oogjes glinstren blauw, als dons der geurviooltjes die ze zegekraaiend plukken. 'k Voel gansch de zomer in me, en zou me willen bukken naar al die schelmsche bruine en al die lieve blondjes, om ze al te zoene' en koele kusjes dan te drinken uit fijn likeurenkelken dier koralen mondjes. Constant Eeckels. Vorige Volgende