Vlaanderen. Jaargang 3(1905)– [tijdschrift] Vlaanderen– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 562] [p. 562] Grafschrift. Sta hier niet, gij die trage treedt langs enge paden en misschien op den zerk het stomme grafschrift leest, en mooglijk bidden wilt gelijk zoovelen baden om wat nu aarde is en leven is geweest. Sta hier niet, ween hier niet. Hij die hier onbewogen in lang-gezochte rust op 't harde leger leit vraagt nu geen weemoedstraan van peinzend-starende oogen, geen zucht uit nauwe borst waarin 't herdenken schreit. Sta hier niet, bid hier niet of ween hier niet. In 't leven werd hij door 't drieste van dit leven overdruischt, en niemand heeft hem toen een woord, een kus gegeven dan sprakelooze nacht en wind die sussend suist. De nacht... De wind... Ze waren goed voor den verachte. Ze wisten in zijn hart het wilde woelend wee, en harde nachte hoorde ontfermend-stil zijn klachte, en wind woei weeïg om zijn leed uit verre zee. Nu nog, nu nóg zijn zij 't alléén die bij hem blijven. Hij vraagt geen vreemd gebed, hij wil geen vreemde troost, maar ziet met doode oogen eeuwig duister drijven en hoort heel hoog 't gewaai dat lange zuchten loost. Constant Eeckels. Vorige Volgende